Lopende stemronde
Geen stemronde op dit moment.
Resultaten stemming:
2012: Roza Segers
2014: Jozef Bogaerts
2016: Joseph d’Ursel
2018:
2020:
2022:
2024:
2026:
2028:
2030:
De stemronde voor de Grootste Hingenaar Aller Tijden anno 2016 zal in het teken staan van de adel die aanwezig was in Hingene.
Naamlijst van onze adellijke families uit de Heerlijkheid Hingene
Philip van Perwijs
Philip van Perwijs, heer van Hingene, Hoboken, enz.
Philip van Vianden
Filip
van
Vianden
was
de
jongste
zoon
van
Filips
I
van
Vianden
en
Maria
van
Perwez,
vrouw
van
Rumst,
Hoboken,
Ekeren,
Hingene,
Londerzeel
en
Ninove.
In
1290
kreeg
Filip
het
Land
van
Rumst
in
bezit.
Hierdoor
werd
Rumst
een
afzonderlijke
heerlijkheid
en
kreeg
zijn
eigen
adellijke
heren.
Hij
trouwde
met
Maria
van
Cernay,
volgens
anderen
met
Sofie
van
Schoorisse.
Het
aantal
kinderen
is
onduidelijk.
Sommige
vermelden
alleen
een
dochter
Maria,
die
de
goederen
en
titels
van
haar
ouders
erfde.
Ook
zou er een oudere zoon zijn Ludwig, die kannunik werd in Utrecht, en een jongere zoon Filip. Filip van Vianden stierf in 1320.
Willem van Vlaanderen
Maria
van
Vianden
volgde
haar
vader,
Philip
van
Vianden,
op.
Zij
huwde
met
Gwijde
(Willem)
van
Vlaanderen
(Dampierre).
Door
zijn
huwelijk
werd
Gwijde
II
heer
van
Dendermonde,
ook
heer
van
Rumst,
Hoboken,
Ekeren,
Hingene
en
van
de
gebieden
van
het graafschap Vianden. Hij stierf al in 1320 en een jaar later hertrouwde Maria met Enguerrand (Ingelram) van Coucy.
Enguerrand (Ingelram)van Coucy
Hij
was
de
tweede
zoon
van
Enguerrand
V
van
Guines,
heer
van
Coucy
(Fr.)
en
burggraaf
van
Meaux
(Fr.)
en
Christine
Baillol,
dochter
van
Thomas
van
Baillol.
Enguerrand
stierf
in
1344.
Uit
dit
huwelijk
had
Maria
drie
kinderen:
Filip,
Maria
en
Johanna
van
Coucy. Enguerrand erfde het grondgebied van Coucy niet.
Uiteindelijk
zou
dit
gebied
toch
in
de
familie
van
de
heren
van
Rumst,
Hingene,
enz.
komen
langs
Robert
van
Bar,
die
afstamde van Willem van Coucy en huwde met de achterkleindochter van Maria en Enguerrand.
Robert II van Ba(a)r
Robert
of
Robrecht
van
Bar
was
een
zoon
van
Hendrik
van
Bar,
wiens
moeder
Maria
de
dochter
van
de
Franse
koning
Jan
was.
Van
zijn
moeder
Maria
van
Coucy,
erfdochter
van
de
gekende
Enguerrand
VII
van
Coucy
en
Isabelle,
dochter
van
de
Engelse
koning
Eduard
III
(1327-1377),
kreeg
hij
het
graafschap
Soissons
(Fr.).
Als
compensatie
voor
het
hertogdom
Bar,
dat
zijn
grootvader
Robert
I
van
Bar
aan
Eduard,
markies
van
Pont,
schonk,
kreeg
hij
enkele
heerlijkheden
in
Vlaanderen:
Born(h)em,
Hingene,
Rhode,
Warneton,
Bourbourg,
Duinkerke,
...
Door
zijn
huwelijk
met
Johanna
van
Bethune
verwierf
hij
ook
Hoboken,
Ekeren
en
Rumpst.
Hij
sneuvelde
in
1415
in
de
slag
van
Azincourt.
Johanna’s
tweede
echtgenoot
Jan
van
Luxemburg
was
heer
van
Ligne
en
Guise.
In
1440
deed
hij
overdracht
van
het
Land
van
Rumst
in
naam
van
zijn
echtgenote
Johanna,
vrouwe
en
erfgename
van Rumst.
Johanna van Ba(a)r
Johanna
van
Bar
werd
geboren
in
1415.
Op
16
juli
1435
huwde
ze
met
Lodewijk
van
Luxemburg.
Joanna
van
Baar
overleed
al
in
1462.
Uit
dit
huwelijk
waren
zeven
kinderen
geboren:
Jan
(°1437-
†1467),
Jacqueline
(†1511),
Pieter
(°1440
-
†1483),
Helena
(†1488),
Karel
(†1509),
Antoon
(†1519)
en
Filip.
Johanna
erfde
het
land
van
Rumst
van
haar
moeder
Joanna
van
Bethune.
Ze
was
ook
gravin
van
Marle
en
Soissons,
burggravin
van
Meaux
en
vrouw
van
Bornem,
Hingene,
Duinkerke,
Broekburg,
Grevelingen (N), Oise (Fr), Alluyes (Fr) en Montmirail (Fr).
Lodewijk van Luxemburg
Lodewijk
van
Luxemburg,
graaf
van
Sint-Pol,
Guise,
Ligny.en
later
door
het
huwelijk
met
Joanna
van
Baar,
graaf
van
Hingene,
installeerde
in
1449
de
eerste
schepenbank
in
Hingene.
Omwille
van
zijn
meineed,
werd
hij,
in
Parijs,
onthoofd
op
19
december
1475.
In
Italië had hij het graafschap Conversano.
Jacobus van Saint-Pol
Karel
van
Luxemburg
stelde
zijn
natuurlijke
broer,
Jacobus,
bastaard
van
Saint-Pol,
om
het
verhef
te
doen
over
de
landen
van
Rumpst,
Hoboken, Hingene, enz.
Maria van Luxemburg
Maria
van
Luxemburg,
gravin
van
Vendôme,
verkreeg
onze
heerlijkheid
in
1505,
evenals
die
van
Born(h)em
en
Mariekerke.
Zij
was
de
nicht
van
Karel
van
Luxemburg,
was
in
het
huwelijk
getreden
met
Frans
van
Bourbon,
graaf
van
Vendôme,
van
welke
de
graven
van
Chambord
en
de
familie
van
Orleans
in
rechtstreekse
lijn
afstammen.
Met
haar
zus,
Francisca,
was
zij
medeeigenares
van
het
land
van
Rumpst.
De
edelvrouw
deed
veel
nutteloze
uitgaven
en
het
duurde
niet
lang
of
ze
moest
enkele
landerijen
verkopen.
Om
uit
geldnood
te
geraken,
verkocht
zij
de
heerlijkheden
en
landerijen
van
Rumpst,
Hoboken,
Hingene,
Willebroek
en
Ruysbroeck
aan
Hendrik
van
Nassau.
Door haar toedoen splitste zijn de heerlijkheid Hingene van het Land van Born(h)em.
Hendrik III van Nassau-Breda
Hendrik
III
van
Nassau-Breda
(Siegen,
12
januari
1483
–
Breda,
14
september
1538)
was
graaf
van
Nassau
en
Vianden,
heer
van
Breda
en de Lek, heer van Asse van 1504 tot 1538 en heer van Hingene.
Hij
was
een
zoon
van
Jan
V
van
Nassau-Dillenburg,
stadhouder
van
Gelre,
en
Elisabeth
van
Hessen-Marburg.
Hij
was
de
broer
van
Willem
de
Rijke,
graaf
van
Nassau-Dillenburg.
Hij
was
dus
een
oom
van
Willem
van
Oranje.
In
1504
erfde
hij
de
bezittingen
van
zijn
kinderloos overleden oom, Engelbrecht II van Nassau.
Hij
trad
in
dienst
van
Filips
de
Schone.
In
1504
werd
hij
drossaard
van
Brabant.
Op
17
november
1505
nam
Filips
de
Schone
hem
op
in
de
Orde
van
het
Gulden
Vlies.
Op
31
december
1510
werd
hij
aangesteld
als
kastelein
van
Slot
Loevestein.
Van
1515-1521
was
hij
stadhouder
van
Holland
en
Zeeland.[1]
Ook
was
hij
buitenlid
van
het
Illustre
Lieve
Vrouwe
Broederschap
in
's-Hertogenbosch.
In
1517-
1518
betaalde
hij
het
verschuldigde
‘ante
obitum’
(doodschuld)
aan
deze
broederschap.
Ook
werd
hij
één
van
de
gouverneurs
over
de
jonge Karel V met wie hij een goede band opbouwde. In 1521 overleed zijn tweede vrouw, Claudia van Chalon.
In
datzelfde
jaar,
aldus
Michel
de
Montaigne
(Essais
I,5),
was
hij
betrokken
bij
het
beleg
van
de
Franse
stad
Mousson.
Ook
was
hij
het
die
namens
Karel
V
Lyon
innam
(zie
Italiaanse
Oorlog
van
1521-1526).
Tussen
1522
en
1530
verbleef
hij
als
raadsman
en
opperkamerheer
van
Karel
aan
diens
hof
in
Spanje.
In
1524
trouwde
hij
op
aanbeveling
van
Karel
met
de
zestienjarige
Mencía
de
Mendoza,
die
als
dochter
van
Rodrigo
de
Mendoza
uit
één
van
de
rijkste
en
aanzienlijkste
geslachten
van
Spanje
stamde.
Ook
nam
hij
deel
aan
een
veldtocht
tegen
de
Ottomaanse
sultan
Süleyman
I.
Hij
stierf
in
1538
en
werd
in
de
Grote
Kerk
in
Breda
begraven.
Zijn
weduwe,
Mencia
de
Mendoza,
hertrouwde
in
1540
met
Ferdinand
van
Aragón,
hertog
van
Calabrië,
zoon
van
koning
Frederik
IV
van
Napels.
Zijn
zoon
uit
zijn
tweede huwelijk, René van Chalon, volgde hem op.
Hendrik
III
van
Nassau
legde
de
basis
van
het
kasteel
d’Ursel
door
het
bouwen
van
een
stenen
huis
door
Thibault
Barradot,
de
rentmeester van Rumst.
Willem van Oranje
Willem
(slot
Dillenburg,
24
april
1533
–
Delft,
10
juli
1584),
prins
van
Oranje,
graaf
van
Nassau-Dillenburg,
beter
bekend
als
Willem
van
Oranje
of
onder
zijn
bijnaam
Willem
de
Zwijger,
en
in
Nederland
vaak
Vader
des
vaderlands
genoemd,
was
aanvankelijk
stadhouder
(plaatsvervanger)
voor
de
regerend
heer
der
Nederlanden.
Hij
begon
zijn
loopbaan
in
dienst
van
de
Rooms-Duitse
keizer
Karel
V.
Meningsverschillen met Karels opvolger Filips leidden uiteindelijk tot de Tachtigjarige Oorlog.
Deze
oorlog
had
als
eindresultaat
dat
de
Noordelijke
Nederlanden
in
1648,
bij
de
Vrede
van
Münster,
internationaal
erkend
werden
als
onafhankelijke
staat.
In
kronieken,
brieven
en
documenten
uit
de
16e
eeuw
wordt
soms
gesproken
over
de
Opstand.
Ook
in
de
hedendaagse literatuur wordt het begin van de Tachtigjarige Oorlog veelal weer aangeduid met de (Nederlandse) Opstand.
De
lijfspreuk
van
de
prins
was
Je
maintiendrai
(Ik
zal
handhaven).
Aan
het
eind
van
zijn
leven
breidde
de
prins
deze
uit:
Je
maintiendrai
l'honneur,
la
foy,
la
loi
de
Dieu,
du
Roy,
de
mes
amis
et
moy
(Ik
zal
de
eer,
het
geloof,
de
wet
van
God,
van
de
koning,
van
mijn
vrienden
en
mij
handhaven).
De
oorspronkelijke
lijfspreuk
("Je
maintiendrai
Chalon")
was
afkomstig
van
Oranjes
erflater
René
van
Chalon,
die
deze later wijzigde in "Je maintiendrai Nassau".
Op
10
juli
1584
pleegde
de
Fransman
Balthasar
Gerards
(die
zich
voordeed
als
de
protestant
François
Guyon)
zijn
fatale
aanslag.
Oranje
lunchte
die
middag
met
Rombertus
van
Uylenburgh,
burgemeester
van
Leeuwarden,
zijn
zus,
zijn
vrouw
en
zijn
dochter
in
het
Prinsenhof
te
Delft.
Oranje
wilde
van
deze
Friese
rechtsgeleerde
in
het
bijzonder
informatie
over
het
unieke
Friese
rechtssysteem.
Na
deze
maaltijd
wilde
Oranje
de
trap
naar
zijn
slaap/werkkamer
oplopen
en
werd
van
zeer
korte
afstand
door
Gerards
met
een
pistool
doodgeschoten.
Oranjes
laatste
woorden
waren
volgens
overlevering
Mon
Dieu,
mon
Dieu,
ayez
pitié
de
moi
et
de
ce
pauvre
peuple,
wat
wordt
vertaald
als
"Mijn
God,
Mijn
God,
heb
medelijden
met
mij
en
met
dit
arme
volk".
Volgens
een
onderzoek
dat
in
maart
2012
werd
gepresenteerd,
is
het
vrijwel
zeker
dat
hij
dit
niet
meer
heeft
kunnen
zeggen.
Met
het
schot
dat
Gerards
loste
kwamen
drie
kogels
vrij,
waarvan
er
een
door
het
hart
van
Willem
van
Oranje
ging.
Die
was
vrijwel
zeker
op
slag
dood
en
dus
niet
in
staat
nog
iets
te
zeggen.
De
onderzoekers
baseerden
zich
onder
meer
op
het
oorspronkelijke
Latijnse
sectierapport
dat
Pieter
van
Foreest
en
Cornelis
Busennius
opstelden.
De
vertaling
van
het
rapport
is
volgens
historici
eigenzinnig
gedaan
en
strookt
niet
met
het
Nederlandstalige
verslag
dat
dezelfde
artsen
uitbrachten
aan
de
Staten-Generaal.
Volgens
getuigenverklaringen
heeft
Willem
van
Oranje
wel
nog
iets
gezegd
tegen
zijn
stalmeester,
maar het is onduidelijk wat dat was.
Conrad Schetz
Conrad
Schetz
van
Grobbendonk,
later
Conrad
van
Ursel
(gedoopt
Antwerpen,
19
maart
1553
–
Brussel,
16
juli
1632)
was
een
edelman
in
het
hertogdom
Brabant.
Van
1604
tot
1609
was
hij
de
eerste
gewone
Zuid-Nederlandse
ambassadeur
in
Engeland
voor
de
aartshertogen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje.
Hij
was
de
vijfde
zoon
van
Gaspar
Schetz
en
Catharina
van
Ursel.
Zijn
vader
was
bankier
in
Antwerpen
die
de
handel
op
Rusland
en
Brazilië financierde alsmede de krijgsverrichtingen van koning Filips II van Spanje, die hem een leidende rol gaf in Antwerpen.
In
zijn
jeugd
was
ook
Conrad
actief
in
de
handel,
maar
in
1582
kreeg
hij
een
financiële
positie
in
de
regering
van
de
Spaanse
koning
(Antwerpen
was
op
dat
moment
onder
controle
van
de
opstandelingen).
In
1584
kreeg
hij
het
toezicht
op
de
artillerie
bij
het
Beleg
van
Antwerpen
(1584-1585).
Zijn
jongere
broer
Anthonie
Schetz
was
later
ook
in
het
Leger
van
Vlaanderen
als
militair
gouverneur
bij
het
Beleg van 's-Hertogenbosch (1629).
In
1587
trouwde
hij
met
Françoise
Richardot,
dochter
van
Jan
Grusset
(Richardot),
een
advocaat
uit
Besançon
die
voorzitter
was
van
de
Brusselse Geheime Raad. In 1588 kreeg hij adeldom en werd hij lid van de Raad van Financiën in Brussel.
In 1600 werd hij baron van Hoboken en in 1604 ambassadeur in Engeland. Hij bleef dat tot 1609.
In
1617
erfde
hij
het
landgoed
van
zijn
tante,
Barbara
van
Ursel.
Het
was
het
gevolg
van
een
adoptieregeling
waardoor
hij
en
zijn
erfgenamen de naam Van Ursel moesten voortzetten
In 1632 vertegenwoordigde hij de adel van het hertogdom Brabant in de (Zuidelijke) Staten-Generaal.
Conrad Albert Karel van Ursel
Conrad
Albert
Karel
van
Ursel
(Conra(r)d
Albert
Charles
d’Ursel)
(10
februari
1663
-
Namen,
3
mei
1738),
1e
hertog
van
Ursel
en
van
Hoboken, was een Zuid-Nederlands militair.
Conrad
Albert
was
de
zoon
van
graaf
Frans
van
Ursel
(1626-1696)
en
van
Honorine
Maria
Dorothea
van
Horne,
een
dochter
van
Ambroos
van
Horne,
gouverneur
van
Namen
en
Artesië.
Hij
was
generaal
in
Spaanse
dienst
en
evenals
zijn
grootvader
gouverneur
van
het
graafschap
Namen.
In
1716
werd
hij
verheven
tot
hertog
van
Ursel
(overgang
van
de
titel
op
de
oudste
zoon)
en
in
1717
tot
hertog
van Hoboken. In 1726 erfde hij de bezittingen van de uitgestorven familietak van de graven van Grobbendonk.
Karel van Ursel
Karel
van
Ursel
(Brussel,
26
juni
1717
-
aldaar,
11
januari
1775),
2e
hertog
van
Ursel,
Hingene
en
van
Hoboken,
was
een
Zuid-
Nederlands militair.
Karel
was
de
zoon
van
hertog
Conrad
Albert
van
Ursel
en
van
prinses
Eleonora
Christina
van
Salm-Neufville,
de
dochter
van
vorst
Karel
Theodoor
Otto
van
Salm.
Hij
was
luitenant-veldmaarschalk
in
dienst
van
Maria
Theresia,
militair
gouverneur
van
Brussel
en
ridder
in
de
Orde van het Gulden Vlies. Als fanatiek boekenverzamelaar legde hij een collectie van meer dan 1200 banden aan.
Wolfgang Willem van Ursel
Wolfgang
Willem
Jozef
Leonard
Vitalis
van
Ursel
(Brussel,
28
april
1750
-
aldaar,
17
mei
1804),
3e
hertog
van
Ursel
,
Hingene
en
van
Hoboken, prins van Arche en van Charleville, graaf van Grobbendonk, baron van Wezemaal, was een Zuid-Nederlands militair.
Wolfgang-Willem
was
de
zoon
van
hertog
Karel
van
Ursel
en
van
Eleonora
van
Lobkowicz,
de
dochter
van
vorst
Georg
Christian
von
Lobkowicz.
Hij
was
generaal-majoor
en
erfmaarschalk
van
Brabant.
In
de
Brabantse
Omwenteling
speelde
hij
een
kortstondige
maar
belangrijke rol. Zijn al precaire financiële situatie werd door de Franse Revolutie nog verslechterd.
Charles-Joseph d’Ursel
Charles-Joseph
d’Ursel
(Brussel,
9
augustus
1777
-
Hingene,
27
september
1860)
was
een
staatsman,
Nederlands
en
latere
Belgisch
minister.
Hij
is
soms
ook
gekend
als
Karel
Jozef
van
Ursel
(vóór
het
invoeren
van
de
burgerlijke
stand
werden
namen
in
verschillende
talen weergegeven). Hij werd in 1804 de 4e hertog van Ursel (duc d’Ursel). Onder de Franse bezetting werd hij comte de l'Empire.
Karel
Jozef
van
Ursel
was
de
zoon
van
Wolfgang
Willem
van
Ursel
en
van
prinses
Flore
van
Arenberg,
een
zuster
van
Lodewijk
Engelbert
van
Arenberg.
Hij
was
sinds
1810
maire
van
Brussel,
in
1814
en
1815
commissaris-generaal
voor
Binnenlandse
Zaken
in
de
voorlopige
regering
van
België
en
van
1815
tot
1819
onder
koning
Willem
I
minister
van
Waterstaat
en
Publieke
Werken.
Jaren
later,
na
de
Belgische
onafhankelijkheid,
was
hij
lid
van
de
Senaat
voor
het
arrondissement
Antwerpen
(1839-1847)
en
voor
het
arrondissement
Mechelen (1847-1859).
D’Ursel
was
getrouwd
met
Josephine
Ferrero-Fieschi,
prinses
van
Masserano.
Van
hun
zoons
Jan-Karel-Marie-Leo,
5e
hertog
d’Ursel
(1805-1878), Ludovic-Marie (1809-1886) en Marie-August (1815-1878) stammen alle huidige Ursels af.
Léon d’Ursel
Jean Charles Marie Léon d’Ursel (Hingene, 4 oktober 1805 - Brussel, 7 maart 1878) was een Belgisch senator en burgemeester.
Léon
d’Ursel
was
de
oudste
zoon
van
hertog
Karel
d’Ursel
(1777-1860)
en
van
Louise
Ferrero-Fieschi
de
Masserano
(1779-1847).
Hij
trouwde
met
Sophie
d'Harcourt
(1812-1842)
en
in
tweede
huwelijk
met
Henriette
d'Harcourt
(1828-1904).
Uit
het
eerste
huwelijk
had
hij
twee
kinderen,
uit
het
tweede
zeven,
onder
wie
Senaatsvoorzitter
Joseph
d’Ursel.
In
1860
erfde
hij
de
titel
van
hertog
van
zijn
vader.
Zo
werd hij de 5e hertog van het huis Ursel of d’Ursel.
Hij was burgemeester van Hingene van 1860 tot 1878.
In
1862
werd
hij
verkozen
tot
katholiek
senator
voor
het
arrondissement
Mechelen
en
oefende
dit
mandaat
uit
tot
aan
zijn
dood.
Hij
werd
opgevolgd door zijn broer Ludovic-Marie d’Ursel.
Joseph d’Ursel
Marie
Charles
Joseph
d’Ursel,
6e
hertog
d’Ursel,
ook
d’Ursel
et
d'Hoboken
genaamd,
(Brussel,
3
juli
1848
-
Strombeek-Bever,
15
november 1903) was een Belgisch senator, burgemeester en provinciegouverneur.
D’Ursel
was
een
kleinzoon
van
minister
Charles-Joseph
d’Ursel,
en
een
zoon
van
Léon
d’Ursel
en
van
zijn
tweede
echtgenote
Henriette
d'Harcourt.
Hij
trouwde
met
Antonine
de
Mun
(1849-1931)
en
ze
kregen
twee
zoons
en
twee
dochters,
onder
wie
senator
Robert
d’Ursel.
Hij erfde de titel van hertog bij de dood van zijn vader in 1878.
Hij
promoveerde
tot
doctor
in
de
rechten
(1869)
aan
de
Katholieke
Universiteit
Leuven.
Hij
doorliep
een
loopbaan
als
diplomaat,
van
1870
tot 1878.
In
1878
werd
hij
verkozen
tot
gemeenteraadslid
en
benoemd
tot
burgemeester
van
Hingene
en
bleef
dit
tot
aan
zijn
dood,
met
een
onderbreking
van
1885
tot
1889.
Van
1880
tot
1885
was
hij
ook
provincieraadslid
voor
de
provincie
Antwerpen.
Van
1885
tot
1889
was
hij
gouverneur van de provincie Henegouwen.
In
1889
werd
hij
katholiek
senator
voor
het
arrondissement
Mechelen
en
vervulde
dit
mandaat
tot
aan
zijn
dood.
In
1899
werd
hij
tot
voorzitter van de Senaat verkozen en bekleedde dit ambt eveneens tot aan zijn dood.
In 1895 was hij medestichter van en medewerker aan het dagblad Le XXe siècle in Brussel.
Robert d’Ursel
Robert Marie Léon hertog d’Ursel (Brussel, 7 januari 1873 - aldaar, 16 april 1955) was een Belgisch burgemeester en senator.
Robert
d’Ursel
was
lid
van
de
familie
d’Ursel
en
een
zoon
van
gouverneur
en
senator
Joseph
6e
hertog
d’Ursel
(1848-1903)
en
Antonine
de
Mun
(1849-1931).
Hij
trouwde
in
1898
met
Sabine
Franquet
de
Franqueville
(1877-1941),
met
wie
hij
drie
kinderen
kreeg.
Na
het
overlijden van zijn vader werd hij de 7e hertog en chef van het huis d’Ursel.
Hij
was
gepromoveerd
in
de
rechten
in
Leuven
en
was
van
1904
tot
1921
gemeenteraadslid
en
burgemeester
van
Hingene.
In
1913
werd
hij
katholiek
provinciaal
senator
voor
het
arrondissement
Antwerpen
ter
vervanging
van
de
overleden
Victor
Fris.
Hij
bleef
senator,
vanaf
1932 gecoöpteerd, tot 1936.
Robert
d’Ursel
was
in
1910
regeringscommissaris-generaal
voor
de
Wereldtentoonstelling
van
1910,
erelid
van
de
Vereniging
van
de
Adel
en
voorzitter
van
de
Royal
Automobile
Club
van
België.
Hij
was
drager
van
verschillende
onderscheidingen
waaronder
grootkruis
in
de
Kroonorde, grootofficier in de Leopoldsorde en commandeur in het Legioen van Eer.
Henri d’Ursel
Henri
Charles
Francis
Joseph
Marie,
8e
hertog
van
Ursel
(1900–1974)
was
een
Belgische
filmdirector
en
schrijver.
Henri
d’Ursel
was
gekend om zijn surrealistische stijl en dat kon je merken in zijn eerste film “La Perle”.
Henri
d’Ursel
werd
geboren
in
Brussel.
Gedurende
de
jaren
’20
bracht
hij
zijn
leven
door
in
het
kunstminnend
Parijs,
dat
toen
op
zijn
hoogtepunt
stond
betreffende
de
surrealisten
en
de
Avant-Gardisten.
In
1929
schreef
hij
La
Perle,
onder
zijn
synoniem
“Henri
d’Arche”,
gebasseerd
op
het
verhaal
van
Georges
Hugnet.
Wat
het
film
maken
betreft
zei
Henri
d’Ursel
het
volgende:
“Ik
maakte
mijn
films
in
een
roes van onervarenheid”.
In
1937
keerde
Henri
d’Ursel,
samen
met
Louis
Camu,
terug
naar
België
waarna
ze
samen
“Le
Prix
de
l’Image”
oprichtte,
een
voorloper
van
filmfestivals
van
experimentele
cinema.
Bij
het
uitbreken
van
de
Tweede
Wereldoorlog,
richtte
hij,
samen
met
Luc
Haesaerts,
Le
Séminaire des Arts, een prestigieuze Belgische filmclub en voorloper van het Musée du cinéma de Bruxelles.
Henri
d'Ursel
was
een
vriend
van
zowel
Charles
Dekeukeleire
als
van
Henri
Storck.
Hij
was
25
jaar
vicevoorzitter
van
het
Belgische
Koninklijk Filmarchief, tot zijn dood in 1974.
Antoine d'Ursel
Antoine
Marie
Louis
Jean
Robert
d'Ursel,
9e
hertog
d'Ursel,
(28
April
1925
-
13
Sep
1989),
geboren
in
Brussel.
Hij
verbleef
tot
de
verkoop
van
het
kasteel
aan
de
gemeente
Hingene
in
1973
regelmatig
in
Hingene,
maar
verhuisde
dan
definitief
naar
Brussel.
Door
zijn
vroegtijdig
overlijden als hertog, werd Stéphane d’Ursel op 18-jarige leeftijd de nieuwe opvolger en hoofd van de adellijke familie.
Ludovic d'Ursel
Ludovic-Marie
d'Ursel
(Hingene,
28
februari
1809
-
Watermaal-Bosvoorde,
13
oktober
1886)
was
een
Belgisch
volksvertegenwoordiger
en senator.
Graaf
Ludovic
d'Ursel
was
de
derde
van
de
vijf
kinderen
van
hertog
Charles-Joseph
d'Ursel
(1777-1860)
en
van
Marie-Jeanne
Ferrero-
Fieschi
de
MasseranoIn
1857.
Senator
Léon
d'Ursel
was
de
oudste
zoon.
Ludovic
trouwde
met
Marie
Louise
Eve
Gueulluy
de
Rumigny
(Stockholm
1820
-
Brussel
1872)
en
ze
kregen
zeven
kinderen,
onder
wie
vier
zoons
die
voor
een
talrijk
nageslacht
d'Ursel
zorgden.
Eén
van hen was Charles d'Ursel, gouverneur van Henegouwen en van West-Vlaanderen.
In
1857
werd
Ludovic
katholiek
volksvertegenwoordiger
voor
het
arrondissement
Mechelen
en
vervulde
dit
mandaat
tot
in
1868.
In
1878
werd hij verkozen tot senator voor hetzelfde arrondissement, en behield dit mandaat tot aan zijn dood.
Bronnen: “Geschiedenis der gemeente Hingene” van Leopold Mees en http://www.jemade.be/teksten/Tekst28.