Toespraak gehouden door Maurice Claesen (1957)
“Het
is
voor
mij
’n
grote
eer,
tevens
’n
groot
genoegen,
op
dit
ogenblik
van
piëteitsvol
herdenken,
enkele
woorden
te
mogen
wijden
aan
de
nagedachtenis
van
iemand
die
door
àl
die
hem
hebben
gekend,
met
hem
hebben
gestudeerd,
beroep
dede
op
zijn
wetenschapskennis
en
ondervinding,
zelfs
door
diegenen
die
niet
zó
nauw
met
hem
in
contact
zijn
geweest,
geprezen
werd
en
geëerd
toen
hij
nog
levende
was
en
die
ook
nu
nog,
drie
jaren
na
zijn
té
vroeg
verscheiden,
wordt
gehuldigd
door
groot
en
klein,
door
jong
en
oud,
door
rijk
en
arm,
door
wetenschapsmensen en door ongeletterden.
Wij,
Hingenaren,
moeten
er
fier
op
gaan
en
er
ons
om
verheugen
dat
zulk
’n
mens
hier
in
dit
huis
geboren
werd
en
opgevoed;
fier
vooral
omdat uit dat kind, uit die student gegroeid is, de schone, eenvoudige maar zó edele figuur van Dr.
WALTER MEES,
zaliger gedachtenis !
We
hebben
hem
gekend
–
wij
parochianen
van
Hingene
–
als
de
levenslustige
opgeruimde
altijd
welgezinde
knaap,
drager
van
’n
onverwoestbaar
optimisme,
de
knaap
die
z’n
hart
op
z’n
handen
droeg,
die
liet
lezen
in
z’n
gemoed
als
in
’n
open
boek;
de
knaap
die
’n
aanmoedigend
en
troostend
woord
vond
voor
iedereen
bij
elke
moeilijke
situatie,
die
opbeuring
en
zalvend
wist
te
geven
overals
waar
hij
moedeloosheid
of
verslagenheid
ontmoette;
de
knaap
die,
met
z’n
ingeboren
schranderheid,
raden
kon
waar
er
geholpen
moest
en
zijn
hulp en steun dan ook weggaf met ’n dienstbaarheid die spreekwoordelijk te noemen was !
Met
U,
Walter
–
want
voor
ons,
Uw
school-en
jeugdmakkers
zijt
ge
nog
altijd
“Walter”
gebleven
zonder
meer
!
–
Met
U
hebben
we
zoveel
winteravonden
doorgebracht
in
dit
huis,
met
U
hebben
we
geravot
doorheen
het
heetgeblaakte
zand
van
ons
zonovergoten
koutervelden
!
En
nog
steeds
vinden
ons
ogen
Uw
voetsporen
terug
in
ons
oude
kasteelfreef,
in
ons
Mansbroeck,
en
ons
Schelland,
nóg
klinkt
in
ins
oor
de
blije
klank
van
Uw
heldere
sopranostem
die
zó
vaak
ook
wegdeinde
over
’n
machtige
schelde,
die
zacht
voortvloeide
tussen
oevers
van
groenfluweel
bestikt
met
madelieven,
We
hebben
U
gekend
als
de
knappe
humaniora-
en
hogeschoolstudent,
de
student
met
het
haast-fenomenaal
geheugen,
maar
ook
de
student
die
studeerde,
die
z’n
leerstof
meester
kon
en
meester
was,
die
iets
wilde
worden
in
dit
leven,
iets
waarin
vooral
de
dienden
liefde
die
U
ingeboren
was,
zou
kunnen
gedijen
en
openbloeiën
tot
de
volledige
gave
van
U
zelve,
tot het weggeven van U-zelf aan uw behoeftige lijdende medemensen.
Alsog
het
gisteren
gebeurde,
zi
‘k
ons
nog
in
het
kleine
bureelkamertje
van
dit
huis,
toen
U
me
toevertrouwde
“ofwel
word
ik
priester
ofwel
geneesheer;
één
van
die
twee,
er
is
zóveel
miserie
in
de
wereld,
Maurice”,
Priester
–
geneesheer
!
Twee
idealen,
één
ideaal
liever
!
–
dienen, helpen, genezen !
Het werd Uw roeping: GENEZEN: het lichaam van de mens, en langs het lichaam gebeurlijk ook de ziel !
Uw
werkterrein
?
….
Niet;
de
grootstad,
waar
de
wetenschapsmensen
het
zich
doorgaans
gemakkelijk
kunnen
maken:
ook
niet
’n
leraarstoel
die
doorgaans
’n
beletsel
is
voor
volledige
verwezenlijking
of
beleving
van
’n
ideaal
zoals
het
Uwe;
maar
wel
de
nijverheidsgemeente
met
de
zwarte
fabriekschouwen,
met
de
monotoon-
lange
rijden
stapelhutten
van
de
steenfabrieken,
waartussen
mensen
wonen,
doodarme
mensen,
wie
het
leven
zeer
weinig
zon
maar
veel
somberheid
gaf,
zeer
weinig
voorspoed,
maar
zeer
veel
mizerie !
Daar
wachten
lichamelijke
vooral,
maar
ook
zedelijke
noden
op
’n
mens
met
’n
groot
hart,
’n
mens
met
begrijpend
medevoelen,
’n
mens
die
zich
geheel
zou
geven,
’n
mens
met
’n
apostelziel
en
’n
missionnarishart.
Dààr
wachtten
U
de
zieke
lichamen,
vaak
veroordeelde
en
in-de-steek-gelaten
levens
die
van
U
genezing
verhoopten;
daar
leefden
de
zieke
zielen,
neergesmakt
door
stoffelijke
mizerie
en
bekneld
in ’n pantser van koude onverschilligheid of ondergedompeld in ’n zwarte nacht van levenshaat.
Alléén
’n
mens
als
U,
DR
MEES,
’n
mens
met
Uw
hart
en
Uw
ziek
en
Uw
overtuiging
kon
daar
veel
redden
van
wat
verloren
was,
en
U
hebt
het
gedaan
!
Uw
eerste
daat
als
geneesheer
te
NIEL
was
’n
daad
van
apostolaat,
en
gans
de
uitoefening
van
Uw
geneeskundige-
praktijk is apostolaat geworden van het begin tot het einde !
Wij,
wij
leken,
makkers
en
parochianen,
wij
weten
dat
àl
die
jaren,
zóveel
mensen
bij
U
genezing
kwamen
zoeken
voor
hun
lichaam
en
genezing vonden.
Wij
weten
dat
in
zovele
hopeloze
harten
gij
de
hoop
op
genezing
hebt
doen
herleven
en
die
hoop
wist
te
voeden
en
levendig
te
houden
ook
wanneer
genezing,
ondanks
alles,
uitbleef,
wij
weten
dat
in
zeer
vele
schamele
gelagenhuisjes
Uw
komst
verbeid
werd,
dat
na
dag,
als
de
komst
van
de
heilbrenger,
van
de
heelmeester,
van
de
toegewijde
en
liefdevolle
verzorger;
vaders
en
moeders
hebben
in
uren
van
overstelpende
kommer,
gesmakt
naar
het
verschijnen
van
Uw
rijzige
minzame
gestalte
op
de
drempel
van
hun
woon;
kinderogen
hebben
naar U opgekenen als naar ’n wonderdoener, want in Uw ogen toch vonden ze niets anders dan goedheid en vertrouwen en liefde.
Maar
God
alléén
weet;
hoeveel
zieken
door
Uw
voorbeeld,
door
Uw
opbeurend
en
sterkend
woord
–
en
in
dat
moment
was
toch
ieder
woord
uit
Uw
mond
’n
kruimel
van
Uw
diep-goedsdienstige
overtuiging
!
diir
Uw
wijze
raad
of
door
’n
kleine
daad
van
dienstbetoon,
soms
losgemaakt
werden
uit
het
dwangbuis
van
hun
onverschilligheid,
de
nevel
van
hun
levensmoeheid
voelden
opgelost
in
de
warme
uitstraling
van
Uw
dienende
liefde
en
eenvoudige
goedmenselijkheid
en
in
hun
hart
voelden
herboren
worden
de
liefde
voor
het
leven,
de
liefde voor wat schoon en goed is, de liefde voor de meester-van-leden en dood en geloof in Hem en betrouwen !
Dàt
was,
waarde
Dorpsgenoten,
de
dokter
–
onze
Dokter
–
Walter
Mees,
zaliger
gedachtenis,
de
onbaatzuchtige,
nederige,
de
eenvoudige,
goede
mens;
dàt
was
de
geneesheer-apostel
die,
met
Gods
hulp,
gezondheid
gaf
aan
zieke
lichamen
en
gezondheid
ook
aan
zieke
zielen:
dat
was
de
mens
voor
wien
het
eenvoudigste
“Merci
Meneer
Doktoor”
van
‘
oud
moederke
uit
de
krotwoning
veel
meer
betekende
dan
’n
handvol
geld:
de
mens
voor
wien
de
dankbare
zonnelach
van
’n
genezen
kind
veel
méér
betekende
dan
’n
invitatie
op
’n royaal diner !
De
zekerheid,
steun
en
moed,
hulp
en
leniging
te
hebben
gebracht
aan
lijdende
mensen
was
de
schoonste
beloning
en
bekroning
voor
Uw
onophoudelijk
pogen
en
werken
om
de
kranke
mensheid
ter
hulp
te
komen
in
al
haar
noden,
Want
!
Uw
eenvoudig,
kinderlijk
–
oprecht
en
ingoed
–
hart,
Dr
Mees,
hield
niet
van
ijdele
lofbetuigingen
of
wereldse
roem
en
eerbewijs;
geven:
was
Uw
ideaal
!
Liefhebben,
was Uw geluk § Dienen – Uw roeping !
Niet
alléén
in
de
nijverheidsgemeente,
maar
ook
hier
hebben
wij
tastbaar
mogen
voelen
de
heilzame
inwerking
van
Uw
uitgebreide
en
alomgewaardeerde
geneeskundige
bekwaamheid
–
en
ondervinding;
ook
wij
hebben
het
geluk
gehad
aan
te
voelen
dat
de
banden
van
gehechtheid
die
U
vasthielden
aan
Uw
geboortedorp,
steeds
even
hecht
bleven;
aan
te
voelen
dat
Uw
dienstbaarheid,
Uw
ingeboren
behoefte
om
te
helpen
met
raad
en
daad,
Uw
toewijdingsvolle
zorg
en
liefde
voor
de
evenmens,
immer
even
groot
en
sterk
bleven
en
dat
het
U
telkens
gelukkig
maakte
“één
van
Uw
streek”
te
hebben
geholpen,
opgebeurd,
genezen,
zelfs
dàn
nog
toen
U
er
klaar
van
bewust
waart dat de kwaal, die jarenlang Uw gezondheid ondermijnde, uiteindelijk haar slag zou thuis halen !
Het
moet
wek
zijn,
-
het
kan
niet
anders§
-
of
in
die
cruciale
momenten
van
Uw
leven,
gaf
de
opperste
Heelmeester
aan
U,
z’n
trouwe
medearbeider,
de
bovennatuurlijke
kracht
om
Uw
eigen
lijden
te
kunnen
vergeten,
om
U
zelfé
ook
dàn
nog
te
kunnen
weggeven
aan
Uw
lijdende
broeders
en
zusters
–
in
Christus,
om
ook
dàn
nog
levenslust
en
moed
en
hoop
te
kunnen
inspreken,
wijl
er
normaal
voor
U
geen
spraak meer kon zijn van dit alles.
Toen
Uw
stoffelijk
overschot
z’n
laatste
tocht
aanving
doorheen
de
straten
van
wat
Uw
werkgebied
was
bliezen
klaroenen
“The
Last
Post”
voor de trouwe strijder-Christi die kampte z’n leven lang en wel in de vuurlijn van het lekenapostolaat.
Uw
uitvaart
was
geen
manifestatie
van
hopeloze
verslagenheid:
ze
was
’n
triomftocht
!
De
vaderonzen
en
weesgegroeten
van
honderden
behoeftigen
en
lijdende
hebben
U
binnengedragen
in
de
eeuwige
gelukzaligheid,
waar
Uw
grote
zelfverloocheningen
en
offerende
naastenliefde,
ongetwijfeld
haar
beloning
en
bekroning
heeft
gevonden
in
’t
eeuwige
samenzijn
met
“De”
Liefde,
met
de
God
van
Uw
kinderjaren die ook de God was en bleef van Uw edel en schoon geneesheer zijn !
Mogen
alle
Hingenaren,
zonder
uitzondering,
Uw
gedachtenis
blijven
eren
en
moge
de
gedenksteen
in
de
geven
van
dit
huis,
het
zeggen
tot
ieder
dit
hier
langs
komt
:”Hier
werd
geboren
en
hier
leefde,
midden
ons,
’n
rechtvaardige,
die
’n
goed
en
edel
mens
was,
’n
mens
zoals
er
té
weinig
zijn
in
Vlaanderen,
’n
plichtbewust
diep-kristen
vlaming,
’n
geneesheer
die
al
de
liefde
en
al
de
mildheid
van
z’n
groot
hart
wegschonk
aan
de
lijdenden,
aan
de
armsten
onder
de
armen,
en
die
z’n
geneesherentaak
omwerkte
tot
’n
heerlijk
apostolaat
van
dienden liefde”.
Weer
eens
nemen
we
afscheid
van
U,
Dr
Walter
Mees,
maar
meer
en
beter
dan
bloemen
en
woorden
het
kunnen
zeggen,
blijft
Uw
naam,
onuitwisbaar
gegrift
in
het
hart
van
ons
allemaal
!
Opdat
Uw
heerlijk
voorbeeld
van
onbaatzuchtige
naastenliefde
en
zelfopoffering
moge
voortleven
in
ons
hart
en
ons
’n
lichtbake
zijn;
Opdat
wijzelf
en
de
komende
geslachten
het
steeds
gedenken
mogen
en
herdenken
dat
in
dit
huis
werd
geboren
Dr
Walter
Mees,
de
“Dokter
der
armen”,
verzoek
ik
U
eerbiedig,
Heer
burgemeester,
de
gedenksteen
te
willen
onthullen
en
hem
te
stellen
onder
de
bescherming
van
het
gemeentebestuur,
de
naam
en
de
gedachtenis
ter
eere
van
wijlen
onze
oud-
parochiaan Dr Walter Mees.”
Dhr Willem Van Kerkchoven, burgemeester, onthulde dan de gedenksteen, terwijl Z.E.H. Loos de wijdingsplechtigheid volbracht.
(Bron: Jetty Segers - Dit is een reproductie van het origineel inclusief oud taalgebruik en eventuele taalfouten of typfouten)
Geboortehuis van Dr. Walter
Mees
Frans Van Haelenstraat 25