ANEKDOTES
ORDE VAN HINGENE
© Orde van Hingene 2014 - DISCLAIMER

Rieke Toveneir

Edward "Wètje” Perremans had tijdens een bestuursvergadering van KVK Hingene Rieke Tovenaar uit de kantine gezet. De Rik zei: "Ik kom nooit niet meer op uwe grond". En sindsdien keek Rieke Tovenaar elke keer trouw naar het voetbal vanuit de Kasteeldreef. Rieke woonde in een vervallen huizeke aan de Mandenmakersstraat, in het baantje voor naar de U-put. Als kind dachten wij altijd dat Rieke Tovenaar écht kon toveren en dat maakte ons nieuwsgierig. Daarom werd hij ook regelmatig lastiggevallen door nieuwsgierige bengeltjes. Als hij je betrapte zat hij met zijn riek achter je aan. Ik ben er zeker van van dat hij ons nooit iets zou aangedaan hebben, maar we hadden toch de schrik te pakken. Naderhand had ik hem graag best wel eens op een normale manier leren kennen, want het was een verstandige man heb ik gehoord.

Rentmeesteres Jeanne Thielemans

Zoals ze vroeger leefde, zo leefde ze op latere leeftijd anders. Op een dag ging ze om enkele sneden kaas en hesp en vroeg of ze de overschot mocht terugbrengen. Zo was de Juffra... excentriek, kunstzinnig en daarom was ze steeds een buitenbeentje van het dorp.

Pastoor Henk Hamerlinck

Om af te sluiten zou ik graag nog een plezante anekdote vertellen. Ze stamt uit de mooie periode dat ik pastoor was in Hingene. Er waren Kasteelfeesten en ik had net vernomen dat de aanvraag voor herstellingen aan de kerktoren goedgekeurd was. Ik was dolgelukkig. De feestelijkheden werden geopend met een receptie met menig glaasje schuimwijn. Tot daar geen probleem. Maar dan lokten enkel snoodaards me mee naar de Duveltent. Hoeveel glazen ik daar nog gedronken heb, weet ik niet meer. In normale omstandigheden krijg ik nauwelijks 1 glas binnen. De gevolgen laten zich raden. Door al die drank moest ik op een bepaald moment dringend naar het toilet. Ik ging buiten op zoek naar een geschikte boom. Ik dacht die gevonden te hebben maar had te laat door dat die in een gracht stond. En voor ik het besefte, stond, of beter lag, ik daar ook. Enkele Chirojongens hebben me dan met veel plezier uit de gracht getakeld. Met een broek vol slijk ben ik dan uiteindelijk toch op de pastorie geraakt. En het grappige verhaal van ‘meneer-pastoor-in-de-gracht’ ging Klein- Brabant rond. Nu, vele jaren later, spreken mensen uit Hingene en Mariekerke er mij nog over aan, mét ondeugende pretlichtjes in de ogen! Ja, een pastoor is ook maar een mens zeker?”

Albert Mees ofwel Bère Poes

Albert Mees ofwel beter gekend als Bère Poes (want je had in Hingene ook Albert Mees van Caroline Meskens en dan was een bijnaam wel gemakkelijker). Hij was tijdens de toneelvoorstelling van De Morgenster de persoonlijke “zaalwachter van dienst”. De mensen die in café De Zwaan een pintje kwamen drinken, moesten steeds langs de zaal naar het toilet. Bère Poes moest er op toezien dat ze dat stil deden, zonder de voorstelling te storen. Hij was daar heel streng op. Waarvan zijn bijnaam komt kunnen we niet direct achterhalen. Wel weten we dat de mensen van Hingene dorp zijn moeder “de Poes” noemden. De rest laten we maar aan onze verbeelding over. Albert Mees was ook officieel scheidsrechter bij de Belgische Voetbalbond. Samen met Rieke Van Herbruggen vormde hij het scheidsrechtersduo van KVK Hingene, toen nog FC Hingene. De toenmalige voetballers kunnen daar zeker meer over vertellen.

Pierre Schoof in de luren gelegd

Pierre Schoof, de vaandeldrager van Hingene, maar ook een goed tuinman, kon je op dat gebied niets wijsmaken. Althans dat dacht hij. Hij kende vele soorten groenten en wist precies wanneer en waar je ze het beste kon telen. Een tuinman in hart en nieren. Maar op een keer werd hij toch eens bij de neus genomen. De genaamde Hugo Cools stak enkele tiktakmuntjes in een zakje en liet aan Pierre zien welke het waren. "Dit zijn Chinese bonen, mijne beste vriend. Die kan je het beste in de grond steken rond deze tijd." sprak Pierre. In een samenwerking met een naaste gebuur van Pierre werd de grap verder uitgewerkt. Men stak de muntjes in een zakje van Chinese bonen en gaf er enkele aan Pierre. Ook de buurman begon deze te planten (maar dan de echte). Na enkele weken was er nog geen kiem te bespeuren op de plaats waar de Chinese bonen stonden. Maar bij de buurman kwamen ze wél al piepen. "Wat is er Pierre?" vroeg de buurman. Pierre wist even geen raad en sakkerde het uit. Hoe kon dat nu? "Wacht zei de buurman, ik heb nog wel enkele plantreserves staan. Dus weer ging Pierre Schoof aan het planten met gewone tiktakmuntjes en weer had hij niets in de mot. Na enkele weken vonden ze het wel genoeg en uiteindelijk verklapten ze hun grap tegen Pierre, die er wel flink was ingelopen. Dit lapten ze hem geen tweede keer meer, maar zo'n unieke kans mochten ze niet laten liggen. En zo zijn wij weer een anekdote rijker.

Pastoor Meeûs

In 1964 kreeg de Sint-Stefanusparochie een nieuwe pastoor: Jan Van Kerckhoven. De parochianen van de Sint-Maragethaparochie van Wintam die op de grens met Hingene woonden waren benieuwd of die nieuwe pastoor de mis ook zo lang kon trekken en zo eindeloos kon preken als ‘de witte pastoor’. Ze trokken dus puur uit nieuwsgierigheid naar Hingene, maar dat was buiten pastoor Meeûs gerekend. Bij de eerstvolgende processie zou hij die dissidenten eens laten zien tot waar de parochiegrens van de Sint-Margarethaparochie lag: tot op de meter na aan de Pieter Coomansstraat. De misdienaars, kruis en twee kandelaars voorop, kregen dus de opdracht de processie over de Koningin Astridlaan achter zich aan te slepen tot op de laatste meter, waar de hele beweging in een scherpe lus opnieuw richting Wintam trok. Of zijn dissidente parochianen er wakker van gelegen hebben, betwijfel ik. Misschien zaten zij op datzelfde ogenblik wel in de Sint-Stefanuskerk. De misdienaar die toen het kruis droeg en aan het bevel van pastoor Meeûs gehoor gaf, was uw nederige anekdoteschrijver... Jan Van Stichel.

Zuster Berengaria

Iedere Eikevlietenaar die iets of wat gezegende leeftijd heeft bereikt, heeft haar ongetwijfeld gekend of heeft in haar kleuterklasje gezeten: zuster Berengaria. Iedereen noemde haar zuster 'Belgaria'. Het was een toegewijd en vroom nonneke, zoals Sint-Pieter er maar zelden in de hemel heeft binnengelaten. Wat zij in haar eentje presteerde, daar heeft men nu een heel nest kleuterjuffrouwen en kinderverzorgsters voor nodig. Ze leerde ons cijfers en eenvoudige woordjes, ze leerde ons optellen en hoeveelheden vergelijken, kortom een leerstof die je pas in het eerste jaar basisonderwijs krijgt voorgeschoteld. Uiteraard stond het bord bijna dagelijks vol met zulke dingen waarop de inspectie haar in geen geval mocht betrappen. En op een schone dag gebeurde het. Zuster Odilie kwam in vliegende haast zeggen dat de inspecteur op komst was. Zuster Belgaria vloog met de bordveger naar het bord en net toen op twee na alle cijfers en woordjes gesneuveld waren, stond de inspecteur daar. Hij kwam er zich van overtuigen dat er niet minder dan 44 kleuters onder haar hoede zaten. De vriendelijkheid zelve bleef ze de hele tijd tegen het bord geplakt staan om met haar breed postuur die twee woordjes te verstoppen. Met een zucht van opluchting vertrok de inspecteur. "Zuster, waarom heb je dat bord afgevaagd?" vroeg een pienter bazeke. "Omdat de inspecteur niet mocht weten dat we bijna zo slim zijn als hijzelf," zei ze. "Als hij dat toch gezien had, mocht ge dan geen nonneke meer zijn?" klonk het. JAN VAN STICHEL

Elf apostelen

Dat zuster Belgaria ons meer dan tot tien leerde tellen bewijst volgende anekdote. Op een keer had ze aan haar kleuters verteld over Jezus en zijn twaalf apostelen. Daarop mochten we onze fantasie de vrije loop laten en tekenen. En wat tekent een kleuter dan zoal? Jezus met zijn twaalf apostelen. We hadden allemaal een lei en omdat ik, Jan Van Stichel, graag en nogal goed kon tekenen, kreeg ik de krijtjes die te petieterig waren om er nog op het bord mee te schrijven. Toen zuster Belgaria kwam zien naar de resultaten, was ze verrukt dat ik haar bijbels verhaal zo prachtig met die krijtjes had uitgebeeld. Maar er ontbrak toch iets en ze begon luidop te tellen: een twee, drie, vier... elf. "Janneke," zei ze, "ge hebt elf apostelen getekend en ik heb toch verteld dat er twaalf waren?" Ik moest toegeven dat ik me in mijn enthousiasme had misteld, maar als je een kleuter bent sta je nog laag tegen de grond en kun je vlugger op je pootjes vallen. "De twaalfde was Judas en die is zich juist gaan ophangen, zuster," zei ik. JAN VAN STICHEL

Bruidsparen vergeten

Vrijdag 24 mei om 9u30 (jaartal onbekend) moesten op het gemeentehuis van Hingene twee huwelijken plaatsvinden. Even voor het vastgestelde uur kwam een hele sliert wagens aangereden met het gezelschap en de bruidsparen Albert Pauwel - Maria Marnef en Frans Wuyts-Carola Van der Veken. Schepen Gerard Verhavert was wegens ziekte belet, zodat burgemeester Jos Bogaerts zijn plaats zou innemen. De klok wees al kwart voor tien, maar de burgemeester daagde niet op. Om 10 uur stonden zowel de pastoor van Hingene- centrum als deze van Sint-Margareta te Wintam de paren op te wachten en dus werd in allerijl beroep gedaan op tweede schepen Jozef Tronckoe om de huwelijken te voltrekken. Precies te 10u18 werd het eerste paar wettelijk in de echt verbonden en weinige ogenblikken later was het de beurt aan hun collega's. Burgemeester Bogaerts was doodgewoon de twee huwelijken vergeten. De beide echtparen, even in paniek, konden nadien toch nog hartelijke lachen. Eind goed, alles goed.

Slijk tot achter zijn oren

We woonden allebei in de "Slijkhoek": mijn vriendje Jos achter den dijk en ik er juist voor. We waren beiden even jong: 3 jaar! Iedere dag kwam hij mij roepen om samen naar de bewaarschool te gaan naar onze geliefde Zuster Beringaria. Meestal stond ik hem al op te wachten aan de poort van "d'hoef", soms met tante Wis (Wis de Neulle). En stipt op tijd was hij er dan, netjes verzorgd, het voorschootje onberispelijk gestijfd en gestreken, de klompjes aan de voeten. Maar op een zwoele juni-morgen, na een korte maar hevige onweersbui, waren wij niet weinig verbaasd, toen hij totaal onherkenbaar boven den dijk verscheen. Van kop tot teen onder de modder, een echte "klodderhond", de kleur van het schortje konden we ook al niet meer onderscheiden. Mijn vriendje Jos had, zich volwaardig gedragen als een Vlietzoon, vrolijk in alle plassen gesprongen; wat zag hij er stralend gelukkig uit! De reactie van tante Wis bracht hem helaas spoedig in een andere stemming. Zij greep hem bij de hand, maakte met talrijke onverstaanbare luidruchtige klanken een einde aan de pret, en geleidde hem regelrecht terug naar huis. Die dag ben ik alleen naar school gegaan. Doch tante Wis had er een nieuwe taak bijgekregen: iedere ochtend, jaren lang, stond zij vol spanning naar "den april" te staren, mompelend: "Da! Hoe zal hij er vandaag vanachter komen?" Bron: JuD (Oud-Eikevlietenaren)

Vic Gentils zette Hingene bijna onder water

Op zaterdag 3 januari 1976 raast een Noordwesterstorm over België. Het is springtij. In Ruisbroek begeeft de dijk van de Vliet en Ruisbroek staat in een mum van tijd onder water door het wassende water. Ook in Hingene was het noodlot bijna toegeslagen. Iedereen wou via de gekende Tedescodijk (uit de periode van de overstroming in 1953), naar de dijk oprijden om daar een nakende bres te gaan dichten. Echter moesten ze dit doen van op het terrein van de Notelaer. Het jachtpaviljoen werd toen bewoond door kunstenaar Vic Gentils en hij weigerde op zijn beurt de “reddende” Hingenaars die uit alle hoeken van de gemeente kwamen toegesneld. Dorpelingen uit Hingene en Wintam vulden zandzakken, de vrouwen zaten ondertussen al hun huisraad op stenen of een verdieping hoger en onze redders der gemeente vochten een woordenoorlog uit met Gentils aan de poort van het domein. Hij stuurde zelfs zijn honden af op de Hingenaars. Ondertussen was er iemand uit Wintam met zijn camionette gearriveerd op de plaats om ook mee te helpen. Gedaan met woorden, nu moeten er daden gesteld worden of Hingene zat weer met een bres zoals in ’53. De man sprong achter het stuur van de camionette, gaf gas en ramde de toegangspoort in één klap open. De eigenzinnige kunstenaar en zijn honden konden de camionette maar net ontwijken. De poort was open en alles werd in het werk gesteld om de bres te dichten, wat uiteindelijk gelukt was. Waarom Vic Gentils die dag zo reageerde snapte niemand, maar we waren ternauwernood ontsnapt aan het noodlottige wat Ruisbroek die dag en nacht overkwam. De kunstenaar werd nadien geen graag geziene gast in de dorpen Hingene en Wintam. Hij had immers de gemeente bijna onder water gezet door zijn koppige gedrag. In 1983 verliet hij de gemeente… tot grote opluchting van de inwoners.

“Den Dieman”

Wie was “Den Dieman” die veel besproken en door iedereen in het dorp gekend was? Geroemd om zijn persoonlijkheid. Hij verdiende de kost met het hakken van bomen in de polder en langs de Scheldedijken. Hat was hard labeur. Zo ploeterde hij van in de vroege ochtend tot in de late avond, in weer en wind, in de drassige kleigronden van Hingene. Zijn benen ietwat krom gebogen, droeg hij en ganse jaar zijn lange rubberen botten die behoorden bij zijn “uniform”. Hij werkte als “werknemer van den duc” en niettemin altijd goed gehumeurd en tevreden met zijn harde levensstijl. Bij het huiswaarts keren, na het harde werken, passeerde hij vele kroegen in Hingene-dorp, het centrum, zoals ze dat toen noemden. Ze riepen hem dan binnen voor een lekkere frisse pint, de ene na de andere traktatie volgde en zo vertrok hij met zijn buikje volgeladen zingend naar huis. Dat naar huis keren met een goed glas uit viel niet altijd mee. Maar ja, hoe dikwijls heeft de arme werkman niet in dat vocht, verlichting van zijn lot gezocht. Zo liep hij goed “aangevezen”, tijdens een donkere winteravond, naast zijn fiets en vertelde heel het gebeuren van de dag, alsof hij tot iemand sprak. Plots plaatste hij zijn fiets tegen een gevel en zei heel serieus: “Hier, François, hier staat ge dan en hier komt den Dieman u ’s morgen om zeven uur terug halen. Is dat goe?” en zo strompelde hij verder naar moeder de vrouw. Op een mooie zomernacht zat “Den Dieman” met een vriend te zeveren op den dorpel van de voordeur van Mariettte Van Laeken. Waar hij ook vertoefde, steeds gaf hij wijze raad. Zo sprak zijn goeie vriend hem toe: “Ik zie ze toch zo geire, maar ik ga haar nooit trouwen, want ik weet, ik maak haar ongelukkig.” Waarop “Den Dieman” repliceerde: “As ge ni moet trouwen, moet ge niet trouwen!” Hoe met weinig woorden veel kan gezegd worden. “D’er zit een vlieg op de kerktoren” zei “De Fijne”. “Ja, en ’t is er een met één oog” riposteerde “Den Dieman”. Zo droeg hij , met drie andere mannen, de heilige Sint-Job met de processie. “Den Dieman” liep vooraan en zo zag hij een muntstuk op de grond liggen. Natuurlijk bukte hij zich om het op te rapen. Maar door dit manoeuvre kwam ook het heilig beeld mee vooroverbuigen, waarop hij grappend zei: “Hela makker, ik ben u toch voor sé.” Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd “Den Dieman” verzocht om direct naar het gemeentehuis te komen. Daar aangekomen stond burgemeester Van Kerckhoven met de droevige mare op hem te wachten. Ze hadden even daarvoor de trieste mededeling gekregen dat “Den Dieman’s” zoon, Hendrik, gesneuveld was aan het front. Dagen en dagen liep onze droevige vader huilend langs de straten en iedereen zou het weten hoe een brave jongen zijn zoon was. Hij zou hem nooit meer zien, zijn grote held. En of het nog niet genoeg was, verongelukte de man van zijn jongste dochter, een beroepsmilitair bij de ontmijningsdienst, vlak na de oorlog. Ik geloof dat zijn naam Frans was. “Den Dieman” was ook de belleman van de gemeente Hingene, een soort van omroeper. In die functie bracht hij het nieuws van de gemeente tot bij de inwoners van Wintam, Eikevliet en Hingene. Dan moest hij op het gemeentehuis komen en las de burgemeester of de gemeentesecretaris de meldingen voor die hij aan de inwoners moest overbrengen. Hij nam het desbetreffende document mee op zijn ronde, rolde het open en bracht met luide stem de te verkondigen berichten. Omstaanders die over zijn rug konden meelezen, stelden wel eens vast dat hij zijn blad onderste boven hield. Daar hij niet zo goed kon lezen gebeurde het wel eens dat hij zijn tekst niet in de oorspronkelijke versie bracht. Maar “Den Dieman” kennende, die toverde direct een eigen interpretatie: “Alle vrouwen die zo zijn, krijgen dobbel zegels!”, hoorde ik hem nog roepen. De buurtbewoners van het Sas van Wintam woonden het verst en kregen het nieuws altijd als laatsten te horen. Dat was opgelost van het ogenblik dat “Den Dieman” twee gratis pinten mocht drinken in “Café Het Sas”…Vanaf toen vertrok hij met zijn berichten vanuit die uithoek. Als besluit van wil ik zeggen: ik hield van “Den Dieman” zoals hij was. Hij vertelde moppen aan de kinderen, hield van het leven en zou geen kat iets in de weg hebben gelegd. Hij stamde uit een gezin van 14 kinderen, had een engel van een moeder, dronk graag een pintje, maar was een doodbrave man …”Den Dieman”. MARIETTE VAN LAEKEN

Guyke in zijn schoolkamp

Guyke was al een paar dagen afwezig op school…zonder doktersbriefje. Ik gaf een jongen uit de buurt de opdracht om even bij zijn ‘Grote Moe’ te gaan horen wat er gaande was. De ‘Grote Moe’ telefoneerde mij om te vertellen dat Guyke wel naar school was geweest. Ik moest haar op de hoogte brengen van zijn onwettige afwezigheid, maar daar bleef het bij. “Kom kom”, zei ‘Grote Moe’, “Hij maakt toch elke avond zijn huiswerk. Gisteren zelfs ook!” De volgende dag was Guyke er weer niet. Wederom nam ik telefonisch contact op met ‘Grote Moe’ en vroeg haar om morgen te komen kijken tijdens te speeltijd en dan zou ik haar laten zien dat Guyke er was of niet. En zoals afgesproken stond ‘Grote Moe’ mij op te wachten aan de speelplaats, achter ‘den draad’. En samen konden we dan vaststellen dat ons kleine vriend weer niet aanwezig was op school. Wat was de oorzaak? Dat vertelde Guyke de volgende dag zelf. Hij kwam niet graag naar school en ging dan maar naar ’t park om er, samen met een ander speelkameraadje, een “schoolkamp” te maken onder de rododendrons. ’s Morgens gingen ze er samen naartoe en amuseerden zich kostelijk, terwijl de andere kinderen op school aan het leren waren. En ’s avonds maakte Guyke zogezegd zijn huiswerk om zijn ‘Grote Moe’ content te stellen. Je moet maar durven (lach). FONS DESMEDT

Het park

Het park was in Hingen de uitgelezen plek voor de jongens. Het gemeentebestuur kwam telkens zeggen: “Jongens, ga niet in het park, want de boswachter is thuis en die durft te schieten (weliswaar in de lucht)!” Die woorden waren nog niet koud en terwijl de poort van de jongensschool open ging, stonden er al verschillende kornuiten aan de overkant van de wal te wuiven. FONS DESMEDT

Zaterdagschool

Vroeger was het nog een hele dag school op zaterdag. De namiddag werd dan veelal opgevuld met het bezoek van een pater uit ‘de Congo’, om aan de hand van “lichtbeelden” te vertellen over de kinderen in de missie. Later, in denk ongeveer in 1960, werd de namiddag afgeschaft, maar de voormiddag bleef bestaan. Deze werd dan meestal gebruikt om alles nog eens te herhalen wat we die week geleerd hadden. Dus…het laatste kwartier mochten de jongens dan soms “vogelpikken”. En je zal het steeds zien dat op zulke momenten iets gebeurd. Tijdens zo’n “vogelpikmoment” viel de Inspecteur binnen. Hij vroeg aan de meester “Wat zijn jullie nu aan het doen?” Een knaap die niet op zijn tong gevallen was antwoordde: Hoofdrekenen, mijnheer!” En ze voegden de daad bij het woord en terwijl ze hun pijltjes wierpen telden ze op al “de groten”: “20…60…75…100.” Was dat geen hoofdrekenen? FONS DESMEDT

De lange wandeling

Deze schoolwandeling vertrok aan de gemeenteschool in Hingene, langs de “Notelaerdreef” naar de Scheldedijk, zo verder stroomopwaarts naar den “Barcadère” waar we onze speeltijd hielden (spel: verovering van de dijk!), dan naar beneden naar de Kragewiel en langs de Zijdeweg, verder langs “de Wiel” en “het Heiken” terug naar school. Deze wandeling werd gedaan op één namiddag met de nodige uitleg over alles wat met de Schelde en zijn dijk te maken had. FONS DESMEDT

Nieuwbouw in Wintam

In Wintam was reeds een hele tijd sprake van een nieuwbouw, na de fusie in 1977 met Hingene en Eikevliet, maar dat vorderde niet echt. En dan… Ik had opgemerkt dat er regelmatig plafondtegels in de refter naar beneden vielen. Die werden dan simpelweg terug aan het plafond geplakt, al hielp dat niet echt want na enige dagen vielen deze steeds terug naar beneden. Ik riep er de plaatselijke schrijnwerker bij om dit eens na te kijken en zijn conclusie was: “Ja… de nokbalk is wat weggezakt en deze moet toch hersteld worden. Ofwel leg ik een metalen band rond de nokbalk… ofwel zet ik een “schoor” onder de balk, maar die zie je dan wel staan in de refter. Wat wordt het?” zei hij. Wij kozen ervoor om een schoor te zetten. “Och” zei de schrijnwerker “die kan daar 1000 jaar onder staan, zonder enige problemen.” De schoor stond in de refter. Rond Kerstmis kwamen de ‘Zusters van Vorselaar’ op schoolbezoek. Ze bezochten alle klassen en dus ook onze fameuze refter…met de schoor! De kinderen hadden de schoor ondertussen versierd als “kerstboom”. De zuster vroeg meteen wat dit moest voorstellen. Wij hadden snel ons antwoord klaar: “Dat is onze moderne kerstboom, zuster.” “Kom, kom. Waarvoor dient die steun?” vroeg de zuster. Ik vertelde haar dat de nokbalk gezakt was en dat de schrijnwerker als oplossing een schoor geplaatst had om verdere problemen te vermijden. Enkele dagen later las ik in de krant dat er ergens in West-Vlaanderen een dak van een klas was ingestort. Nog geen week na de kerstvakantie kregen we een brief vanuit Vorselaar met de mededeling dat de school volledig zal afgebroken worden en dat er een nieuwe school gebouwd zal worden. Op 1 september zouden de werken aan de nieuwe school beginnen. Architect Leon Scholliers kreeg deze opdracht. Weer een probleem. De volledige school zou afgebroken worden en daarna zou men aan de nieuwbouw beginnen. Gelukkig bleef het klooster gespaard waardoor onze kleuters al onderdak hadden. Waar zouden de leerlingen van de lagere school, gedurende het hele schooljaar, terecht kunnen? In de vroegere gemeenteschool waren maar 4 klassen en daarvan werden er al 3 gebruikt. We moesten dus verder zoeken om onze leerlingen in Wintam onderdak te bieden. Maar dit was geen gemakkelijke opdracht aangezien we minstens 6 lokalen nodig hadden. En toen kwam de nieuwe eigenaar van de vroegere brouwerij Muyshondt…,”de Krak”, op de proppen. Hij zou de appartementen (twee app. per verdieping) volledig laten afwerken en in de living van deze appartementen konden dan klaslokalen ingericht worden. Onze Wintamse schoolafdeling heeft dus een volledig schooljaar in de toren van de brouwerij gezeten. FONS DESMEDT

Pastoor Van Ranst

Op zekere morgen stond pastoor Tony Van Ranst, in Wintam aan het bureau en vroeg of hij even mocht gaan praten in het 6de leerjaar in verband met de Plechtige Communie. “Want” zei hij “vorige zaterdag waren er veel afwezigen op de Catechese in de kerk. Ik zal het hen eens ferm gaan zeggen! Voetbal gaat niet voor Communie!” en hij vertrok richting de klas. Enige tijd later kwam hij weer voorbij mijn bureau, groette mij even en ging buiten. Tijdens de speeltijd vroeg ik de meester van het 6de: “En? Wat wist meneer pastoor te zeggen?” De meester antwoordde: “Ik weet het echt niet. Ik heb het niet verstaan want hij sprak Congolees?!?!” Gelukkig, dacht ik. ’s Anderdaags kwam meneer pastoor opnieuw voorbij, deed de deur van mijn bureau even open en zei: “Ik zal het nu eens gaan vertalen zie!”. FONS DESMEDT

Joke “de Derde Regel”

“We zien nog haar statige gang, haar zilverwitte haren samengereven in een dotje en de mond altijd gereed tot een geestelijk woordje. In haar kleding was ze even correct en ordelijk, volgens de oud-modische puriteinse normen van langgerokt zedig zwart. Joke was iemand, en het is maar later dat we het goede te waarderen weten. Na jaren pastoorsmeid te Ranst was ze Eikevlietenares geworden, woonde naast onze bewaarschool en schonk haar beste zorgen aan de inwonende oude tante, Kato Pauwels. En wat we maar later wisten, Joke bezat, naast haar zogezegde overdreven godsdienstpraktijken muzikaal talent dat ze behoorlijk wist te verwerken op harmonium en viool. Zo stond ze ten dienste in de kleine dorpswereld rond school en kerk, en blijvend getekend in onze verbeelding als een reproductie van het bewaarschoolpatrimonium.” BROEDER JOZEF TALBOOM

zuster Beringaria, in de volksmond ‘Belgaria’

“Om de Eikevlietse peuters wegwijs te maken in orde en regeltucht gebruikte zuster Belgaria een houten klak-doosje. Wanneer het knappend toesloeg gaf dit soort houten pennendoos het geluid van klak-klak, dat was dan het signaal om op te letten, in het rijtje te staan of mooi neer te zitten. We leerden er matjes vlechten, knutselen met lappen kleurband, kartonnen vlakjes ordenen naar een patroon tekening. En wat de huidige moderne methodiek niet altijd bereikt, wij konden lezen toen we de bewaarschool verlieten. Nog altijd herinneren we onze eigen naam dat in sierlijk schrift op de bank prijkte en dat we duidelijk konden lezen. Dit alles grotendeels dank aan de progressieve leesmethode van Frans Hammenecker, onze inspecteur. En natuurlijk dank aan de voortreffelijke opvoedende inzet van onze onvervangbare leermeesteres. In de namiddag was het “slaaples”, wat ook iedereen niet kon. Maar de rustverstoorders kregen een soort schort over het hoofd en dat werkte als een probaat middel om ook maar zoetjes in slaap te doezelen. Het grootste probleem bleef lange tijd, de luizenplaag. Ondanks de strengste reinigingszorg van ouders en school, het ongedierte bleef de ééns ingepalmde haarkoppen bewonen. Thuis revolteerde men met de fijne kam en bruin zeep tot de laatste luis was weggespoeld, doch ’s anderdaags kwamen de bengels met een vers regiment kostgangers terug. Wij vonden het amusant de minuscule diertjes in de gleuf van onze bank te zien wriemelen en onder de brug van onze griffel piepeke duik te laten doen. Maar toen kwamen de drastische middelen tegen de luizenplaag. Een melig bruin poeder werd op de markt gebracht en in alle luizenafdelingen verspreid. We bewonderden de kleurrijke reclame prentjes betiteld met : Niets ontsnapt aan de Millanaise, en fier, onze rossen bepoederde kop ten spijt, propageerden we, met het prentje in de pollen de wondere vernietigingskracht der Millanaise.” BROEDER JOZEF TALBOOM