Rieke Toveneir
Edward "Wètje” Perremans had tijdens een bestuursvergadering van KVK Hingene Rieke Tovenaar uit de kantine gezet.
De
Rik
zei:
"Ik
kom
nooit
niet
meer
op
uwe
grond".
En
sindsdien
keek
Rieke
Tovenaar
elke
keer
trouw
naar
het
voetbal
vanuit
de
Kasteeldreef.
Rieke
woonde
in
een
vervallen
huizeke
aan
de
Mandenmakersstraat,
in
het
baantje
voor
naar
de
U-put.
Als
kind
dachten
wij
altijd
dat
Rieke
Tovenaar
écht
kon
toveren
en
dat
maakte
ons
nieuwsgierig.
Daarom
werd
hij
ook
regelmatig
lastiggevallen
door
nieuwsgierige
bengeltjes.
Als
hij
je
betrapte
zat
hij
met
zijn
riek
achter
je
aan.
Ik
ben
er
zeker
van
van
dat
hij
ons
nooit
iets
zou
aangedaan
hebben,
maar
we
hadden
toch
de
schrik
te
pakken.
Naderhand
had
ik
hem
graag
best
wel
eens
op
een
normale
manier
leren
kennen,
want
het
was
een
verstandige man heb ik gehoord.
Rentmeesteres Jeanne Thielemans
Zoals
ze
vroeger
leefde,
zo
leefde
ze
op
latere
leeftijd
anders.
Op
een
dag
ging
ze
om
enkele
sneden
kaas
en
hesp
en
vroeg
of
ze
de
overschot mocht terugbrengen. Zo was de Juffra... excentriek, kunstzinnig en daarom was ze steeds een buitenbeentje van het dorp.
Pastoor Henk Hamerlinck
Om
af
te
sluiten
zou
ik
graag
nog
een
plezante
anekdote
vertellen.
Ze
stamt
uit
de
mooie
periode
dat
ik
pastoor
was
in
Hingene.
Er
waren
Kasteelfeesten
en
ik
had
net
vernomen
dat
de
aanvraag
voor
herstellingen
aan
de
kerktoren
goedgekeurd
was.
Ik
was
dolgelukkig.
De
feestelijkheden
werden
geopend
met
een
receptie
met
menig
glaasje
schuimwijn.
Tot
daar
geen
probleem.
Maar
dan
lokten
enkel
snoodaards
me
mee
naar
de
Duveltent.
Hoeveel
glazen
ik
daar
nog
gedronken
heb,
weet
ik
niet
meer.
In
normale
omstandigheden
krijg
ik
nauwelijks
1
glas
binnen.
De
gevolgen
laten
zich
raden.
Door
al
die
drank
moest
ik
op
een
bepaald
moment
dringend
naar
het
toilet.
Ik
ging
buiten
op
zoek
naar
een
geschikte
boom.
Ik
dacht
die
gevonden
te
hebben
maar
had
te
laat
door
dat
die
in
een
gracht
stond.
En
voor
ik
het
besefte,
stond,
of
beter
lag,
ik
daar
ook.
Enkele
Chirojongens
hebben
me
dan
met
veel
plezier
uit
de
gracht
getakeld.
Met
een
broek
vol
slijk
ben
ik
dan
uiteindelijk
toch
op
de
pastorie
geraakt.
En
het
grappige
verhaal
van
‘meneer-pastoor-in-de-gracht’
ging
Klein-
Brabant
rond.
Nu,
vele
jaren
later,
spreken
mensen
uit
Hingene
en
Mariekerke
er
mij
nog
over
aan,
mét
ondeugende
pretlichtjes
in
de
ogen! Ja, een pastoor is ook maar een mens zeker?”
Albert Mees ofwel Bère Poes
Albert
Mees
ofwel
beter
gekend
als
Bère
Poes
(want
je
had
in
Hingene
ook
Albert
Mees
van
Caroline
Meskens
en
dan
was
een
bijnaam
wel
gemakkelijker).
Hij
was
tijdens
de
toneelvoorstelling
van
De
Morgenster
de
persoonlijke
“zaalwachter
van
dienst”.
De
mensen
die
in
café
De
Zwaan
een
pintje
kwamen
drinken,
moesten
steeds
langs
de
zaal
naar
het
toilet.
Bère
Poes
moest
er
op
toezien
dat
ze
dat
stil
deden,
zonder
de
voorstelling
te
storen.
Hij
was
daar
heel
streng
op.
Waarvan
zijn
bijnaam
komt
kunnen
we
niet
direct
achterhalen.
Wel
weten
we
dat
de
mensen
van
Hingene
dorp
zijn
moeder
“de
Poes”
noemden.
De
rest
laten
we
maar
aan
onze
verbeelding
over.
Albert
Mees
was
ook
officieel
scheidsrechter
bij
de
Belgische
Voetbalbond.
Samen
met
Rieke
Van
Herbruggen
vormde
hij
het
scheidsrechtersduo van KVK Hingene, toen nog FC Hingene. De toenmalige voetballers kunnen daar zeker meer over vertellen.
Pierre Schoof in de luren gelegd
Pierre
Schoof,
de
vaandeldrager
van
Hingene,
maar
ook
een
goed
tuinman,
kon
je
op
dat
gebied
niets
wijsmaken.
Althans
dat
dacht
hij.
Hij
kende
vele
soorten
groenten
en
wist
precies
wanneer
en
waar
je
ze
het
beste
kon
telen.
Een
tuinman
in
hart
en
nieren.
Maar
op
een
keer
werd
hij
toch
eens
bij
de
neus
genomen.
De
genaamde
Hugo
Cools
stak
enkele
tiktakmuntjes
in
een
zakje
en
liet
aan
Pierre
zien
welke
het
waren.
"Dit
zijn
Chinese
bonen,
mijne
beste
vriend.
Die
kan
je
het
beste
in
de
grond
steken
rond
deze
tijd."
sprak
Pierre.
In
een
samenwerking
met
een
naaste
gebuur
van
Pierre
werd
de
grap
verder
uitgewerkt.
Men
stak
de
muntjes
in
een
zakje
van
Chinese
bonen
en
gaf
er
enkele
aan
Pierre.
Ook
de
buurman
begon
deze
te
planten
(maar
dan
de
echte).
Na
enkele
weken
was
er
nog
geen
kiem
te
bespeuren
op
de
plaats
waar
de
Chinese
bonen
stonden.
Maar
bij
de
buurman
kwamen
ze
wél
al
piepen.
"Wat
is
er
Pierre?"
vroeg
de
buurman.
Pierre
wist
even
geen
raad
en
sakkerde
het
uit.
Hoe
kon
dat
nu?
"Wacht
zei
de
buurman,
ik
heb
nog
wel
enkele
plantreserves
staan.
Dus
weer
ging
Pierre
Schoof
aan
het
planten
met
gewone
tiktakmuntjes
en
weer
had
hij
niets
in
de
mot.
Na
enkele
weken
vonden
ze
het
wel
genoeg
en
uiteindelijk
verklapten
ze
hun
grap
tegen
Pierre,
die
er
wel
flink
was
ingelopen.
Dit
lapten
ze
hem
geen
tweede
keer
meer, maar zo'n unieke kans mochten ze niet laten liggen. En zo zijn wij weer een anekdote rijker.
Pastoor Meeûs
In
1964
kreeg
de
Sint-Stefanusparochie
een
nieuwe
pastoor:
Jan
Van
Kerckhoven.
De
parochianen
van
de
Sint-Maragethaparochie
van
Wintam
die
op
de
grens
met
Hingene
woonden
waren
benieuwd
of
die
nieuwe
pastoor
de
mis
ook
zo
lang
kon
trekken
en
zo
eindeloos
kon preken als ‘de witte pastoor’. Ze trokken dus puur uit nieuwsgierigheid naar Hingene, maar dat was buiten pastoor Meeûs gerekend.
Bij
de
eerstvolgende
processie
zou
hij
die
dissidenten
eens
laten
zien
tot
waar
de
parochiegrens
van
de
Sint-Margarethaparochie
lag:
tot
op
de
meter
na
aan
de
Pieter
Coomansstraat.
De
misdienaars,
kruis
en
twee
kandelaars
voorop,
kregen
dus
de
opdracht
de
processie
over
de
Koningin
Astridlaan
achter
zich
aan
te
slepen
tot
op
de
laatste
meter,
waar
de
hele
beweging
in
een
scherpe
lus
opnieuw
richting
Wintam
trok.
Of
zijn
dissidente
parochianen
er
wakker
van
gelegen
hebben,
betwijfel
ik.
Misschien
zaten
zij
op
datzelfde
ogenblik
wel
in
de
Sint-Stefanuskerk.
De
misdienaar
die
toen
het
kruis
droeg
en
aan
het
bevel
van
pastoor
Meeûs
gehoor
gaf,
was
uw
nederige
anekdoteschrijver... Jan Van Stichel.
Zuster Berengaria
Iedere
Eikevlietenaar
die
iets
of
wat
gezegende
leeftijd
heeft
bereikt,
heeft
haar
ongetwijfeld
gekend
of
heeft
in
haar
kleuterklasje
gezeten:
zuster
Berengaria.
Iedereen
noemde
haar
zuster
'Belgaria'.
Het
was
een
toegewijd
en
vroom
nonneke,
zoals
Sint-Pieter
er
maar
zelden
in
de
hemel
heeft
binnengelaten.
Wat
zij
in
haar
eentje
presteerde,
daar
heeft
men
nu
een
heel
nest
kleuterjuffrouwen
en
kinderverzorgsters
voor
nodig.
Ze
leerde
ons
cijfers
en
eenvoudige
woordjes,
ze
leerde
ons
optellen
en
hoeveelheden
vergelijken,
kortom
een
leerstof
die
je
pas
in
het
eerste
jaar
basisonderwijs
krijgt
voorgeschoteld.
Uiteraard
stond
het
bord
bijna
dagelijks
vol
met
zulke
dingen
waarop
de
inspectie
haar
in
geen
geval
mocht
betrappen.
En
op
een
schone
dag
gebeurde
het.
Zuster
Odilie
kwam
in
vliegende
haast
zeggen
dat
de
inspecteur
op
komst
was.
Zuster
Belgaria
vloog
met
de
bordveger
naar
het
bord
en
net
toen
op
twee
na
alle
cijfers
en
woordjes
gesneuveld
waren,
stond
de
inspecteur
daar.
Hij
kwam
er
zich
van
overtuigen
dat
er
niet
minder
dan
44
kleuters
onder
haar
hoede
zaten.
De
vriendelijkheid
zelve
bleef
ze
de
hele
tijd
tegen
het
bord
geplakt
staan
om
met
haar
breed
postuur
die
twee
woordjes
te
verstoppen. Met een zucht van opluchting vertrok de inspecteur.
"Zuster, waarom heb je dat bord afgevaagd?" vroeg een pienter bazeke.
"Omdat de inspecteur niet mocht weten dat we bijna zo slim zijn als hijzelf," zei ze.
"Als hij dat toch gezien had, mocht ge dan geen nonneke meer zijn?" klonk het.
JAN VAN STICHEL
Elf apostelen
Dat zuster Belgaria ons meer dan tot tien leerde tellen bewijst volgende anekdote.
Op
een
keer
had
ze
aan
haar
kleuters
verteld
over
Jezus
en
zijn
twaalf
apostelen.
Daarop
mochten
we
onze
fantasie
de
vrije
loop
laten
en
tekenen.
En
wat
tekent
een
kleuter
dan
zoal?
Jezus
met
zijn
twaalf
apostelen.
We
hadden
allemaal
een
lei
en
omdat
ik,
Jan
Van
Stichel,
graag
en
nogal
goed
kon
tekenen,
kreeg
ik
de
krijtjes
die
te
petieterig
waren
om
er
nog
op
het
bord
mee
te
schrijven.
Toen
zuster
Belgaria
kwam
zien
naar
de
resultaten,
was
ze
verrukt
dat
ik
haar
bijbels
verhaal
zo
prachtig
met
die
krijtjes
had
uitgebeeld.
Maar
er
ontbrak
toch
iets
en
ze
begon
luidop
te
tellen:
een
twee,
drie,
vier...
elf.
"Janneke,"
zei
ze,
"ge
hebt
elf
apostelen
getekend
en
ik
heb
toch
verteld
dat
er
twaalf
waren?"
Ik
moest
toegeven
dat
ik
me
in
mijn
enthousiasme
had
misteld,
maar
als
je
een
kleuter
bent
sta
je
nog
laag
tegen de grond en kun je vlugger op je pootjes vallen. "De twaalfde was Judas en die is zich juist gaan ophangen, zuster," zei ik.
JAN VAN STICHEL
Bruidsparen vergeten
Vrijdag
24
mei
om
9u30
(jaartal
onbekend)
moesten
op
het
gemeentehuis
van
Hingene
twee
huwelijken
plaatsvinden.
Even
voor
het
vastgestelde
uur
kwam
een
hele
sliert
wagens
aangereden
met
het
gezelschap
en
de
bruidsparen
Albert
Pauwel
-
Maria
Marnef
en
Frans
Wuyts-Carola
Van
der
Veken.
Schepen
Gerard
Verhavert
was
wegens
ziekte
belet,
zodat
burgemeester
Jos
Bogaerts
zijn
plaats
zou
innemen.
De
klok
wees
al
kwart
voor
tien,
maar
de
burgemeester
daagde
niet
op.
Om
10
uur
stonden
zowel
de
pastoor
van
Hingene-
centrum
als
deze
van
Sint-Margareta
te
Wintam
de
paren
op
te
wachten
en
dus
werd
in
allerijl
beroep
gedaan
op
tweede
schepen
Jozef
Tronckoe
om
de
huwelijken
te
voltrekken.
Precies
te
10u18
werd
het
eerste
paar
wettelijk
in
de
echt
verbonden
en
weinige
ogenblikken
later
was
het
de
beurt
aan
hun
collega's.
Burgemeester
Bogaerts
was
doodgewoon
de
twee
huwelijken
vergeten.
De
beide
echtparen,
even in paniek, konden nadien toch nog hartelijke lachen. Eind goed, alles goed.
Slijk tot achter zijn oren
We
woonden
allebei
in
de
"Slijkhoek":
mijn
vriendje
Jos
achter
den
dijk
en
ik
er
juist
voor.
We
waren
beiden
even
jong:
3
jaar!
Iedere
dag
kwam
hij
mij
roepen
om
samen
naar
de
bewaarschool
te
gaan
naar
onze
geliefde
Zuster
Beringaria.
Meestal
stond
ik
hem
al
op
te
wachten
aan
de
poort
van
"d'hoef",
soms
met
tante
Wis
(Wis
de
Neulle).
En
stipt
op
tijd
was
hij
er
dan,
netjes
verzorgd,
het
voorschootje
onberispelijk
gestijfd
en
gestreken,
de
klompjes
aan
de
voeten.
Maar
op
een
zwoele
juni-morgen,
na
een
korte
maar
hevige
onweersbui,
waren
wij
niet
weinig
verbaasd,
toen
hij
totaal
onherkenbaar
boven
den
dijk
verscheen.
Van
kop
tot
teen
onder
de
modder,
een
echte
"klodderhond",
de
kleur
van
het
schortje
konden
we
ook
al
niet
meer
onderscheiden.
Mijn
vriendje
Jos
had,
zich
volwaardig
gedragen
als
een
Vlietzoon,
vrolijk
in
alle
plassen
gesprongen;
wat
zag
hij
er
stralend
gelukkig
uit!
De
reactie
van
tante
Wis
bracht
hem
helaas
spoedig
in
een
andere
stemming.
Zij
greep
hem
bij
de
hand,
maakte
met
talrijke
onverstaanbare
luidruchtige
klanken
een
einde
aan
de
pret,
en
geleidde
hem
regelrecht
terug
naar
huis.
Die
dag
ben
ik
alleen
naar
school
gegaan.
Doch
tante
Wis
had
er
een
nieuwe
taak
bijgekregen:
iedere ochtend, jaren lang, stond zij vol spanning naar "den april" te staren, mompelend: "Da! Hoe zal hij er vandaag vanachter komen?"
Bron: JuD (Oud-Eikevlietenaren)
Vic Gentils zette Hingene bijna onder water
Op
zaterdag
3
januari
1976
raast
een
Noordwesterstorm
over
België.
Het
is
springtij.
In
Ruisbroek
begeeft
de
dijk
van
de
Vliet
en
Ruisbroek
staat
in
een
mum
van
tijd
onder
water
door
het
wassende
water.
Ook
in
Hingene
was
het
noodlot
bijna
toegeslagen.
Iedereen
wou
via
de
gekende
Tedescodijk
(uit
de
periode
van
de
overstroming
in
1953),
naar
de
dijk
oprijden
om
daar
een
nakende
bres
te
gaan
dichten.
Echter
moesten
ze
dit
doen
van
op
het
terrein
van
de
Notelaer.
Het
jachtpaviljoen
werd
toen
bewoond
door
kunstenaar
Vic
Gentils
en
hij
weigerde
op
zijn
beurt
de
“reddende”
Hingenaars
die
uit
alle
hoeken
van
de
gemeente
kwamen
toegesneld.
Dorpelingen
uit
Hingene
en
Wintam
vulden
zandzakken,
de
vrouwen
zaten
ondertussen
al
hun
huisraad
op
stenen
of
een
verdieping
hoger
en
onze
redders
der
gemeente
vochten
een
woordenoorlog
uit
met
Gentils
aan
de
poort
van
het
domein.
Hij
stuurde
zelfs
zijn
honden
af
op
de
Hingenaars.
Ondertussen
was
er
iemand
uit
Wintam
met
zijn
camionette
gearriveerd
op
de
plaats
om
ook
mee
te
helpen.
Gedaan
met
woorden,
nu
moeten
er
daden
gesteld
worden
of
Hingene
zat
weer
met
een
bres
zoals
in
’53.
De
man
sprong
achter
het
stuur
van
de
camionette,
gaf
gas
en
ramde
de
toegangspoort
in
één
klap
open.
De
eigenzinnige
kunstenaar
en
zijn
honden
konden
de
camionette
maar
net
ontwijken.
De
poort
was
open
en
alles
werd
in
het
werk
gesteld
om
de
bres
te
dichten,
wat
uiteindelijk
gelukt
was.
Waarom
Vic
Gentils
die
dag
zo
reageerde
snapte
niemand,
maar
we
waren
ternauwernood
ontsnapt
aan
het
noodlottige
wat
Ruisbroek
die
dag
en
nacht
overkwam.
De
kunstenaar
werd
nadien
geen
graag
geziene
gast
in
de
dorpen
Hingene
en
Wintam.
Hij
had
immers
de
gemeente
bijna onder water gezet door zijn koppige gedrag. In 1983 verliet hij de gemeente… tot grote opluchting van de inwoners.
“Den Dieman”
Wie
was
“Den
Dieman”
die
veel
besproken
en
door
iedereen
in
het
dorp
gekend
was?
Geroemd
om
zijn
persoonlijkheid.
Hij
verdiende
de
kost
met
het
hakken
van
bomen
in
de
polder
en
langs
de
Scheldedijken.
Hat
was
hard
labeur.
Zo
ploeterde
hij
van
in
de
vroege
ochtend
tot
in
de
late
avond,
in
weer
en
wind,
in
de
drassige
kleigronden
van
Hingene.
Zijn
benen
ietwat
krom
gebogen,
droeg
hij
en
ganse
jaar
zijn
lange
rubberen
botten
die
behoorden
bij
zijn
“uniform”.
Hij
werkte
als
“werknemer
van
den
duc”
en
niettemin
altijd
goed
gehumeurd
en
tevreden
met
zijn
harde
levensstijl.
Bij
het
huiswaarts
keren,
na
het
harde
werken,
passeerde
hij
vele
kroegen
in
Hingene-dorp,
het
centrum,
zoals
ze
dat
toen
noemden.
Ze
riepen
hem
dan
binnen
voor
een
lekkere
frisse
pint,
de
ene
na
de
andere
traktatie
volgde
en
zo
vertrok
hij
met
zijn
buikje
volgeladen
zingend
naar
huis.
Dat
naar
huis
keren
met
een
goed
glas
uit
viel
niet
altijd
mee.
Maar
ja,
hoe
dikwijls
heeft
de
arme
werkman
niet
in
dat
vocht,
verlichting
van
zijn
lot
gezocht.
Zo
liep
hij
goed
“aangevezen”,
tijdens
een
donkere
winteravond,
naast
zijn
fiets
en
vertelde
heel
het
gebeuren
van
de
dag,
alsof
hij
tot
iemand
sprak.
Plots
plaatste
hij
zijn
fiets
tegen
een
gevel
en
zei
heel
serieus:
“Hier,
François,
hier
staat
ge
dan
en
hier
komt
den
Dieman
u
’s
morgen
om
zeven
uur
terug
halen.
Is
dat
goe?”
en zo strompelde hij verder naar moeder de vrouw.
Op
een
mooie
zomernacht
zat
“Den
Dieman”
met
een
vriend
te
zeveren
op
den
dorpel
van
de
voordeur
van
Mariettte
Van
Laeken.
Waar
hij
ook
vertoefde,
steeds
gaf
hij
wijze
raad.
Zo
sprak
zijn
goeie
vriend
hem
toe:
“Ik
zie
ze
toch
zo
geire,
maar
ik
ga
haar
nooit
trouwen,
want
ik
weet,
ik
maak
haar
ongelukkig.”
Waarop
“Den
Dieman”
repliceerde:
“As
ge
ni
moet
trouwen,
moet
ge
niet
trouwen!”
Hoe
met
weinig
woorden
veel
kan
gezegd
worden.
“D’er
zit
een
vlieg
op
de
kerktoren”
zei
“De
Fijne”.
“Ja,
en
’t
is
er
een
met
één
oog”
riposteerde
“Den Dieman”.
Zo
droeg
hij
,
met
drie
andere
mannen,
de
heilige
Sint-Job
met
de
processie.
“Den
Dieman”
liep
vooraan
en
zo
zag
hij
een
muntstuk
op
de
grond
liggen.
Natuurlijk
bukte
hij
zich
om
het
op
te
rapen.
Maar
door
dit
manoeuvre
kwam
ook
het
heilig
beeld
mee
vooroverbuigen,
waarop hij grappend zei: “Hela makker, ik ben u toch voor sé.”
Tijdens
de
Tweede
Wereldoorlog
werd
“Den
Dieman”
verzocht
om
direct
naar
het
gemeentehuis
te
komen.
Daar
aangekomen
stond
burgemeester
Van
Kerckhoven
met
de
droevige
mare
op
hem
te
wachten.
Ze
hadden
even
daarvoor
de
trieste
mededeling
gekregen
dat
“Den
Dieman’s”
zoon,
Hendrik,
gesneuveld
was
aan
het
front.
Dagen
en
dagen
liep
onze
droevige
vader
huilend
langs
de
straten
en
iedereen
zou
het
weten
hoe
een
brave
jongen
zijn
zoon
was.
Hij
zou
hem
nooit
meer
zien,
zijn
grote
held.
En
of
het
nog
niet
genoeg
was,
verongelukte
de
man
van
zijn
jongste
dochter,
een
beroepsmilitair
bij
de
ontmijningsdienst,
vlak
na
de
oorlog.
Ik
geloof
dat
zijn
naam
Frans was.
“Den
Dieman”
was
ook
de
belleman
van
de
gemeente
Hingene,
een
soort
van
omroeper.
In
die
functie
bracht
hij
het
nieuws
van
de
gemeente
tot
bij
de
inwoners
van
Wintam,
Eikevliet
en
Hingene.
Dan
moest
hij
op
het
gemeentehuis
komen
en
las
de
burgemeester
of
de
gemeentesecretaris
de
meldingen
voor
die
hij
aan
de
inwoners
moest
overbrengen.
Hij
nam
het
desbetreffende
document
mee
op
zijn
ronde,
rolde
het
open
en
bracht
met
luide
stem
de
te
verkondigen
berichten.
Omstaanders
die
over
zijn
rug
konden
meelezen,
stelden
wel
eens
vast
dat
hij
zijn
blad
onderste
boven
hield.
Daar
hij
niet
zo
goed
kon
lezen
gebeurde
het
wel
eens
dat
hij
zijn
tekst
niet
in
de
oorspronkelijke
versie
bracht.
Maar
“Den
Dieman”
kennende,
die
toverde
direct
een
eigen
interpretatie:
“Alle
vrouwen
die
zo
zijn,
krijgen
dobbel zegels!”, hoorde ik hem nog roepen.
De
buurtbewoners
van
het
Sas
van
Wintam
woonden
het
verst
en
kregen
het
nieuws
altijd
als
laatsten
te
horen.
Dat
was
opgelost
van
het
ogenblik
dat
“Den
Dieman”
twee
gratis
pinten
mocht
drinken
in
“Café
Het
Sas”…Vanaf
toen
vertrok
hij
met
zijn
berichten
vanuit
die
uithoek.
Als
besluit
van
wil
ik
zeggen:
ik
hield
van
“Den
Dieman”
zoals
hij
was.
Hij
vertelde
moppen
aan
de
kinderen,
hield
van
het
leven
en
zou
geen
kat
iets
in
de
weg
hebben
gelegd.
Hij
stamde
uit
een
gezin
van
14
kinderen,
had
een
engel
van
een
moeder,
dronk
graag
een
pintje,
maar was een doodbrave man …”Den Dieman”.
MARIETTE VAN LAEKEN
Guyke in zijn schoolkamp
Guyke
was
al
een
paar
dagen
afwezig
op
school…zonder
doktersbriefje.
Ik
gaf
een
jongen
uit
de
buurt
de
opdracht
om
even
bij
zijn
‘Grote
Moe’
te
gaan
horen
wat
er
gaande
was.
De
‘Grote
Moe’
telefoneerde
mij
om
te
vertellen
dat
Guyke
wel
naar
school
was
geweest.
Ik
moest
haar
op
de
hoogte
brengen
van
zijn
onwettige
afwezigheid,
maar
daar
bleef
het
bij.
“Kom
kom”,
zei
‘Grote
Moe’,
“Hij
maakt
toch
elke
avond
zijn
huiswerk.
Gisteren
zelfs
ook!”
De
volgende
dag
was
Guyke
er
weer
niet.
Wederom
nam
ik
telefonisch
contact
op
met
‘Grote
Moe’
en
vroeg
haar
om
morgen
te
komen
kijken
tijdens
te
speeltijd
en
dan
zou
ik
haar
laten
zien
dat
Guyke
er
was
of
niet.
En
zoals
afgesproken
stond
‘Grote
Moe’
mij
op
te
wachten
aan
de
speelplaats,
achter
‘den
draad’.
En
samen
konden
we
dan
vaststellen
dat
ons
kleine
vriend
weer
niet
aanwezig
was
op
school.
Wat
was
de
oorzaak?
Dat
vertelde
Guyke
de
volgende
dag
zelf.
Hij
kwam
niet
graag
naar
school
en
ging
dan
maar
naar
’t
park
om
er,
samen
met
een
ander
speelkameraadje,
een
“schoolkamp”
te
maken
onder
de
rododendrons.
’s
Morgens
gingen
ze
er
samen
naartoe
en
amuseerden
zich
kostelijk,
terwijl
de
andere
kinderen
op
school
aan
het
leren
waren. En ’s avonds maakte Guyke zogezegd zijn huiswerk om zijn ‘Grote Moe’ content te stellen. Je moet maar durven (lach).
FONS DESMEDT
Het park
Het
park
was
in
Hingen
de
uitgelezen
plek
voor
de
jongens.
Het
gemeentebestuur
kwam
telkens
zeggen:
“Jongens,
ga
niet
in
het
park,
want
de
boswachter
is
thuis
en
die
durft
te
schieten
(weliswaar
in
de
lucht)!”
Die
woorden
waren
nog
niet
koud
en
terwijl
de
poort
van
de
jongensschool open ging, stonden er al verschillende kornuiten aan de overkant van de wal te wuiven.
FONS DESMEDT
Zaterdagschool
Vroeger
was
het
nog
een
hele
dag
school
op
zaterdag.
De
namiddag
werd
dan
veelal
opgevuld
met
het
bezoek
van
een
pater
uit
‘de
Congo’,
om
aan
de
hand
van
“lichtbeelden”
te
vertellen
over
de
kinderen
in
de
missie.
Later,
in
denk
ongeveer
in
1960,
werd
de
namiddag
afgeschaft,
maar
de
voormiddag
bleef
bestaan.
Deze
werd
dan
meestal
gebruikt
om
alles
nog
eens
te
herhalen
wat
we
die
week
geleerd
hadden.
Dus…het
laatste
kwartier
mochten
de
jongens
dan
soms
“vogelpikken”.
En
je
zal
het
steeds
zien
dat
op
zulke
momenten
iets
gebeurd.
Tijdens
zo’n
“vogelpikmoment”
viel
de
Inspecteur
binnen.
Hij
vroeg
aan
de
meester
“Wat
zijn
jullie
nu
aan
het
doen?”
Een
knaap
die
niet
op
zijn
tong
gevallen
was
antwoordde:
Hoofdrekenen,
mijnheer!”
En
ze
voegden
de
daad
bij
het
woord
en
terwijl
ze
hun
pijltjes
wierpen telden ze op al “de groten”: “20…60…75…100.” Was dat geen hoofdrekenen?
FONS DESMEDT
De lange wandeling
Deze
schoolwandeling
vertrok
aan
de
gemeenteschool
in
Hingene,
langs
de
“Notelaerdreef”
naar
de
Scheldedijk,
zo
verder
stroomopwaarts
naar
den
“Barcadère”
waar
we
onze
speeltijd
hielden
(spel:
verovering
van
de
dijk!),
dan
naar
beneden
naar
de
Kragewiel
en
langs
de
Zijdeweg,
verder
langs
“de
Wiel”
en
“het
Heiken”
terug
naar
school.
Deze
wandeling
werd
gedaan
op
één
namiddag met de nodige uitleg over alles wat met de Schelde en zijn dijk te maken had.
FONS DESMEDT
Nieuwbouw in Wintam
In
Wintam
was
reeds
een
hele
tijd
sprake
van
een
nieuwbouw,
na
de
fusie
in
1977
met
Hingene
en
Eikevliet,
maar
dat
vorderde
niet
echt.
En
dan…
Ik
had
opgemerkt
dat
er
regelmatig
plafondtegels
in
de
refter
naar
beneden
vielen.
Die
werden
dan
simpelweg
terug
aan
het
plafond
geplakt,
al
hielp
dat
niet
echt
want
na
enige
dagen
vielen
deze
steeds
terug
naar
beneden.
Ik
riep
er
de
plaatselijke
schrijnwerker
bij
om
dit
eens
na
te
kijken
en
zijn
conclusie
was:
“Ja…
de
nokbalk
is
wat
weggezakt
en
deze
moet
toch
hersteld
worden.
Ofwel
leg
ik
een
metalen
band
rond
de
nokbalk…
ofwel
zet
ik
een
“schoor”
onder
de
balk,
maar
die
zie
je
dan
wel
staan
in
de
refter.
Wat
wordt
het?”
zei
hij.
Wij
kozen
ervoor
om
een
schoor
te
zetten.
“Och”
zei
de
schrijnwerker
“die
kan
daar
1000
jaar
onder
staan,
zonder
enige
problemen.”
De
schoor
stond
in
de
refter.
Rond
Kerstmis
kwamen
de
‘Zusters
van
Vorselaar’
op
schoolbezoek.
Ze
bezochten
alle
klassen
en
dus
ook
onze
fameuze
refter…met
de
schoor!
De
kinderen
hadden
de
schoor
ondertussen
versierd
als
“kerstboom”.
De
zuster
vroeg
meteen
wat
dit
moest
voorstellen.
Wij
hadden
snel
ons
antwoord
klaar:
“Dat
is
onze
moderne
kerstboom,
zuster.”
“Kom,
kom.
Waarvoor
dient
die
steun?”
vroeg
de
zuster.
Ik
vertelde
haar
dat
de
nokbalk
gezakt
was
en
dat
de
schrijnwerker
als
oplossing
een
schoor
geplaatst
had
om
verdere
problemen
te
vermijden.
Enkele
dagen
later
las
ik
in
de
krant
dat
er
ergens
in
West-Vlaanderen
een
dak
van
een
klas
was
ingestort.
Nog
geen
week
na
de
kerstvakantie
kregen
we
een
brief
vanuit
Vorselaar
met
de
mededeling
dat
de
school
volledig
zal
afgebroken
worden
en
dat
er
een
nieuwe
school
gebouwd
zal
worden.
Op
1
september
zouden
de
werken
aan
de
nieuwe
school
beginnen.
Architect
Leon
Scholliers
kreeg
deze
opdracht.
Weer
een
probleem.
De
volledige
school
zou
afgebroken
worden
en
daarna
zou
men
aan
de
nieuwbouw
beginnen.
Gelukkig
bleef
het
klooster
gespaard
waardoor
onze
kleuters
al
onderdak
hadden.
Waar
zouden
de
leerlingen
van
de
lagere
school,
gedurende
het
hele
schooljaar,
terecht
kunnen?
In
de
vroegere
gemeenteschool
waren
maar
4
klassen
en
daarvan
werden
er
al
3
gebruikt.
We
moesten
dus
verder
zoeken
om
onze
leerlingen
in
Wintam
onderdak
te
bieden.
Maar
dit
was
geen
gemakkelijke
opdracht
aangezien
we
minstens
6
lokalen
nodig
hadden.
En
toen
kwam
de
nieuwe
eigenaar
van
de
vroegere
brouwerij
Muyshondt…,”de
Krak”,
op
de
proppen.
Hij
zou
de
appartementen
(twee
app.
per
verdieping)
volledig
laten
afwerken
en
in
de
living
van
deze
appartementen
konden
dan
klaslokalen
ingericht
worden.
Onze
Wintamse
schoolafdeling
heeft
dus
een
volledig
schooljaar in de toren van de brouwerij gezeten.
FONS DESMEDT
Pastoor Van Ranst
Op
zekere
morgen
stond
pastoor
Tony
Van
Ranst,
in
Wintam
aan
het
bureau
en
vroeg
of
hij
even
mocht
gaan
praten
in
het
6de
leerjaar
in
verband
met
de
Plechtige
Communie.
“Want”
zei
hij
“vorige
zaterdag
waren
er
veel
afwezigen
op
de
Catechese
in
de
kerk.
Ik
zal
het
hen
eens
ferm
gaan
zeggen!
Voetbal
gaat
niet
voor
Communie!”
en
hij
vertrok
richting
de
klas.
Enige
tijd
later
kwam
hij
weer
voorbij
mijn
bureau,
groette
mij
even
en
ging
buiten.
Tijdens
de
speeltijd
vroeg
ik
de
meester
van
het
6de:
“En?
Wat
wist
meneer
pastoor
te
zeggen?”
De
meester
antwoordde:
“Ik
weet
het
echt
niet.
Ik
heb
het
niet
verstaan
want
hij
sprak
Congolees?!?!”
Gelukkig,
dacht
ik.
’s
Anderdaags
kwam meneer pastoor opnieuw voorbij, deed de deur van mijn bureau even open en zei: “Ik zal het nu eens gaan vertalen zie!”.
FONS DESMEDT
Joke “de Derde Regel”
“We
zien
nog
haar
statige
gang,
haar
zilverwitte
haren
samengereven
in
een
dotje
en
de
mond
altijd
gereed
tot
een
geestelijk
woordje.
In
haar
kleding
was
ze
even
correct
en
ordelijk,
volgens
de
oud-modische
puriteinse
normen
van
langgerokt
zedig
zwart.
Joke
was
iemand,
en
het
is
maar
later
dat
we
het
goede
te
waarderen
weten.
Na
jaren
pastoorsmeid
te
Ranst
was
ze
Eikevlietenares
geworden,
woonde
naast
onze
bewaarschool
en
schonk
haar
beste
zorgen
aan
de
inwonende
oude
tante,
Kato
Pauwels.
En
wat
we
maar
later
wisten,
Joke
bezat,
naast
haar
zogezegde
overdreven
godsdienstpraktijken
muzikaal
talent
dat
ze
behoorlijk
wist
te
verwerken
op
harmonium
en
viool.
Zo
stond
ze
ten
dienste
in
de
kleine
dorpswereld
rond
school
en
kerk,
en
blijvend
getekend
in
onze
verbeelding
als
een
reproductie
van
het bewaarschoolpatrimonium.”
BROEDER JOZEF TALBOOM
zuster Beringaria, in de volksmond ‘Belgaria’
“Om
de
Eikevlietse
peuters
wegwijs
te
maken
in
orde
en
regeltucht
gebruikte
zuster
Belgaria
een
houten
klak-doosje.
Wanneer
het
knappend
toesloeg
gaf
dit
soort
houten
pennendoos
het
geluid
van
klak-klak,
dat
was
dan
het
signaal
om
op
te
letten,
in
het
rijtje
te
staan
of
mooi
neer
te
zitten.
We
leerden
er
matjes
vlechten,
knutselen
met
lappen
kleurband,
kartonnen
vlakjes
ordenen
naar
een
patroon
tekening.
En
wat
de
huidige
moderne
methodiek
niet
altijd
bereikt,
wij
konden
lezen
toen
we
de
bewaarschool
verlieten.
Nog
altijd
herinneren
we
onze
eigen
naam
dat
in
sierlijk
schrift
op
de
bank
prijkte
en
dat
we
duidelijk
konden
lezen.
Dit
alles
grotendeels
dank
aan
de
progressieve
leesmethode
van
Frans
Hammenecker,
onze
inspecteur.
En
natuurlijk
dank
aan
de
voortreffelijke
opvoedende
inzet
van
onze
onvervangbare
leermeesteres.
In
de
namiddag
was
het
“slaaples”,
wat
ook
iedereen
niet
kon.
Maar
de
rustverstoorders
kregen
een
soort
schort
over
het
hoofd
en
dat
werkte
als
een
probaat
middel
om
ook
maar
zoetjes
in
slaap
te
doezelen.
Het
grootste
probleem
bleef
lange
tijd,
de
luizenplaag.
Ondanks
de
strengste
reinigingszorg
van
ouders
en
school,
het
ongedierte
bleef
de
ééns
ingepalmde
haarkoppen
bewonen.
Thuis
revolteerde
men
met
de
fijne
kam
en
bruin
zeep
tot
de
laatste
luis
was
weggespoeld,
doch
’s
anderdaags
kwamen
de
bengels
met
een
vers
regiment
kostgangers
terug.
Wij
vonden
het
amusant
de
minuscule
diertjes
in
de
gleuf
van
onze
bank
te
zien
wriemelen
en
onder
de
brug
van
onze
griffel
piepeke
duik
te
laten
doen.
Maar
toen
kwamen
de
drastische
middelen
tegen
de
luizenplaag.
Een
melig
bruin
poeder
werd
op
de
markt
gebracht
en
in
alle
luizenafdelingen
verspreid.
We
bewonderden
de
kleurrijke
reclame
prentjes
betiteld
met
:
Niets
ontsnapt
aan
de
Millanaise,
en
fier,
onze
rossen
bepoederde
kop
ten
spijt,
propageerden
we,
met
het
prentje in de pollen de wondere vernietigingskracht der Millanaise.”
BROEDER JOZEF TALBOOM