Genoveva en haar kinderen
In
de
bossen
van
Hingene
ging
Genoveva
altijd
jagen
met
wel
twintig
struise
jagers.
Soms
stond
men
opeens
voor
een
grote
plas
water.
Genoveva
riep
dan
de
reuzen,
die
de
bomen
uittrokken
en
over
het
water
legden.
Als
ze
een
reebok
hadden
gevangen,
dan
brachten
ze
die naar het kasteel, waar de kinderen werden gevoed met de melk van de reebokken.
(bron: VVB)
De Duivel en zijn oven
Op
een
boerderij
in
Hingene
had
men
een
oude
oven
op
het
erf.
Toen
op
een
dag
een
ruige
kerel
voorbij
die
oven
liep,
werd
hij
vastgegrepen en in de oven gegooid. Daarna is hetzelfde nog met een aantal andere mensen gebeurd. Het was het werk van de duivel.
(bron: VVB)
Kludde
Een
slechte
mens
had
kludde
moeten
dragen.
Kludde
was
de
duivel
die
in
de
gedaante
van
een
zwaar
beest
verscheen.
De
man
kon
niet
meer voort tot kludde van zijn rug viel.
Een
jongen
die
Kludde
vaak
moest
dragen,
ging
op
een
dag
biechten
en
vertelde
zijn
wedervaren
aan
de
pastoor.
"Als
ik
hem
vanavond
weer
moet
dragen,
snijd
ik
hem
de
hals
door",
zei
de
jongen.
De
pastoor
vroeg
om
het
mes
van
de
jongen
te
zien
en
zegende
het.
Vervolgens
zei
de
geestelijke:
"Als
je
nu
snijdt,
zal
het
de
hals
van
Kludde
zijn,
die
je
doorsnijdt.
Anders
zou
het
de
jouwe
zijn
geweest".
Daarna heeft de jongen Kludde niet meer moeten dragen.
Een
man
die
op
een
avond
wakker
in
zijn
bed
lag,
werd
bij
de
keel
gegrepen
en
kon
niet
bewegen.
Hoewel
er
niemand
te
zien
was,
voelde
de
man
goed
dat
hij
door
iets
of
iemand
werd
vastgegrepen.
Dat
moest
de
mare
zijn
geweest.
Sommigen
beweerden
dat
de
mare
in wezen een stilstand van het bloed was.
Een
man
die
op
zondagavond
terugkwam
van
de
kermis
van
Eikevliet,
werd
door
een
grote
zwarte
hond
besprongen.
Dat
was
kludde
die
zich de hele nacht liet dragen. De man raakte pas thuis toen het ochtend werd.
Een
man
die
terugkwam
van
de
kermis
van
Bornem,
werd
onderweg
door
kludde
besprongen.
Hij
moest
kludde
dragen
tot
hij
thuis
was.
Na
die
dag
zat
kludde
iedere
avond
onder
het
zolderraam
van
het
huis
van
die
man.
Hij
bleef
daar
zitten
tot
iedereen
was
gaan
slapen.
Op
een
dag
wilde
de
man
tien
kasseistenen
uit
het
zolderraam
naar
beneden
gooien
om
kludde
uit
te
schakelen.
Toen
hij
de
eerste
steen
wilde
gooien,
stond
kludde
echter
plots
achter
hem
en
tikte
hem
op
de
schouder.
De
man
liep
doodsbang
naar
beneden
en
heeft
kludde
daarna nooit meer gezien.
(bron: VVB)
Schavakken vangen
Een
schavak,
zo
werd
ons
verteld,
is
een
soort
kip
met
drie
poten.
Het
is
zo
razendsnel
dat
je
ze
maar
moeilijk
kan
zien,
laat
staan
ze
te
vangen.
Echter
is
er
wel
één
bepaald
gunstig
seizoen
geschikt
om
de
schavak
te
verschalken.
Als
het
winter
is,
ijzig
koud,
donker
en
er
moet
sneeuw
liggen,
dan
is
de
jacht
op
de
schavak
geopend.
Je
moet
dan
een
vuurtje
branden
en
in
een
hinderlaag
liggen
met
een
lange
stok
(minimum
3
meter)
in
de
aanslag.
Het
roerloos
stil
blijven
liggen
is
niet
veel
jagers
gegeven
in
zo’n
bittere
ijzige
koude.
Velen
hebben
het
al
geprobeerd,
maar
moeten
het
na
enkele
uren
alweer
opgeven.
Maar
één
enkele
volhouder
is
het
toch
gelukt.
De
man
lag
vier
uren
stokstijf
in
de
sneeuw
en
daar
kwam
de
schavak
eindelijk
tevoorschijn.
Hij
kwam
zich
tegoed
doen
aan
de
warmte
van
het
vuurtje,
vandaar
het
houtvuur.
Met
één
enkele
slag
met
de
lange
stok
sloeg
de
man
de
kip
op
drie
poten
in
de
nek.
De
schavak
was
op
slag
dood.
Het
is
was
de
enige
keer
dat
de
schavak
gezien
werd
en
gevangen
werd.
De
schavak
heeft
het
uiterlijk
van
een
kleine
dodo,
maar
dan
met
drie
poten,
wat
ze
supersnel
maakt.
Hij
heeft
bruin-rode
veren
die
in
de
winter
wit
worden.
Zijn
vlees
smaakt
naar
fazant,
als
we
de
man
mogen
geloven
die
hem
gevangen
had.
Sindsdien
is
de
schavak
niet
meer
gevangen,
noch
gezien.
Wel
hoort
men,
als
men
goed
luistert,
zijn
lokroep
in
de
bossen
van
Hingene
en
Wintam.
Enkele
jaren
geleden
hebben
nog
enkele
dorpelingen
uit
Hingene,
na
het
horen
van
dit
verhaal
in
café
“De
Oude
Post”,
een
poging
gewaagd
om
een
schavak
te
vangen,
maar
ze
kwamen
al
snel
van
een
kale
en
koude
reis
terug.
Al
een
geluk
was
hun
stamcafé
die
nacht
nog
open
en
kregen
ze
een
warme
drank
met
een stevige borrel. Schavakken vangen is niet voor iedereen weggelegd.
Spoken in de herberg
In
Nattenhaasdonk
was
een
herberg
waar
met
God
werd
gespot.
Toen
de
klanten
van
de
herberg
allemaal
dronken
waren,
wilden
ze
de
lakens
en
dekens
van
het
bed
halen
om
pastoortje
te
spelen
en
de
communie
uit
te
delen.
Na
afloop
van
die
vertoning
lieten
ze
de
lakens
op
de
grond
liggen.
Toen
de
herbergier
de
volgende
ochtend
opstond,
trof
hij
de
lakens
en
dekens
mooi
opgevouwen
dansend
en
springend aan in huis. De dekens liepen de trap op en weer af. Korte tijd later zijn veel van die godslasteraars gestorven.
(bron: VVB)
Spoken in huis
Een
meisje
werkte
als
meid
bij
een
familie
in
Klein-Mechelen.
Toen
de
meid
de
eerste
nacht
in
haar
bed
stapte,
zag
ze
vier
ratten
opspringen.
Het
meisje
wilde
terug
uit
het
bed
springen,
maar
ze
geraakte
er
niet
meer
uit.
Ze
kon
zelfs
haar
arm
niet
naar
achteren
bewegen
om
het
licht
aan
te
steken.
Toen
het
meisje
begon
te
bidden,
kwam
er
een
einde
aan
de
spokerij.
In
dat
huis
maakte
de
zus
van
het meisje precies hetzelfde mee.
(bron: VVB)
Spoken van het kerkhof
Een
beenhouwer
ging
's
morgens
vroeg
bij
een
boer
een
varken
in
zout
leggen.
Tegenover
de
kerk
zag
de
man
een
vreemd
licht
dat
op
en
neer
bewoog
en
hem
volgde.
Het
lichtje
sneed
de
bocht
in
de
weg
af
en
was
heel
snel
bij
de
beenhouwer.
Toen
de
beenhouwer
aankwam
bij
de
boer,
zag
hij
het
licht
niet
meer.
Zodra
de
beenhouwer
bij
de
boer
vertrok,
werd
hij
opnieuw
door
het
lichtje
gevolgd.
Toen
de
beenhouwer
bij
het
kerkhof
kwam,
was
hij
opeens
heel
bang.
Het
lichtje
ging
op
de
muur
van
het
kerkhof
van
Wintam
zitten.
De
beenhouwer was zo bang dat hij in een gracht viel. Dagenlang is de beenhouwer ziek geweest van angst.
(bron: VVB)
Het spook aan de Schelde
Twee
vrienden
die
's
nachts
tussen
de
Rupel
en
de
Schelde
gingen
vissen,
zagen
een
donkere
gedaante
over
de
dijk
lopen
in
hun
richting.
Eén
van
de
jongens
riep
naar
de
verschijning:
"Jij
hebt
vroeger
zeker
iets
gedaan
dat
niet
juist
is!",
waarop
het
spook
antwoordde:
"Daar
is
niets
van
waar,
dat
zal
jij
wel
geweest
zijn!"
Toen
herinnerde
de
jongen
zich
dat
hij
een
tijdje
geleden
een
lijk
met
gouden
laarzen
op
het
water
had
zien
drijven.
De
jongen
was
naar
het
lijk
gezwommen
en
had
de
gouden
laarzen
uitgetrokken.
De
geest
van
die
dode
kwam
nu
terug
om
zijn
laarzen
te
halen.
Op
de
plaats
waar
dat
alles
was
gebeurd,
sprong
de
geest
in
het
riet
en
men
zag
hem niet meer.
(bron: VVB)
De Mare
Op
de
Vliet
lag
een
schip
voor
anker.
Toen
de
schipper
's
avonds
naar
zijn
schip
liep
en
in
zijn
bed
kroop,
hoorde
hij
geklop
op
de
luiken.
Hij
ging
naar
boven,
maar
zag
niets.
Toen
hij
weer
in
zijn
bed
lag,
begon
het
geklop
opnieuw.
Ook
deze
keer
was
er
echter
niets
te
zien.
De
man
ging
weer
naar
zijn
bed
en
kreeg
het
benauwd.
Hij
probeerde
te
roepen,
maar
dat
lukte
niet.
De
mare
was
langs
de
luiken
naar
binnen gekomen en had haar slachtoffer besprongen.
Een
man
die
op
een
avond
wakker
in
zijn
bed
lag,
werd
bij
de
keel
gegrepen
en
kon
niet
bewegen.
Hoewel
er
niemand
te
zien
was,
voelde
de
man
goed
dat
hij
door
iets
of
iemand
werd
vastgegrepen.
Dat
moest
de
mare
zijn
geweest.
Sommigen
beweerden
dat
de
mare
in wezen een stilstand van het bloed was.
Een
man
die
veel
last
had
van
de
mare,
kreeg
van
iemand
de
raad
om
zijn
armen
te
kruisen.
Toen
de
man
dat
een
keer
deed,
kon
de
mare niet meer bij hem.
Tijdens
de
eerste
wereldoorlog
hoorde
een
soldaat
een
gefluit
dat
van
boven
kwam.
De
man
stond
op
en
liep
een
straat
in,
maar
hij
werd
door
de
mare
gevolgd.
Hij
hoorde
overal
geritsel
onder
de
deuren
en
achter
de
luiken.
Het
geruis
werd
luider
en
luider.
Toen
de
man
's
avonds
zijn
verhaal
deed
aan
de
aalmoezenier,
kreeg
hij
de
raad
om
goed
op
te
letten
en
niet
te
veel
alleen
rond
te
lopen.
De
soldaat
kreeg
ook
een
medaille
die
hij
aan
de
achterzijde
van
zijn
bed
bond.
De
volgende
nacht
was
de
mare
er
weer.
De
soldaat
werd
wakker
van
het
lawaai
dat
om
middernacht
weerklonk.
De
man
schrok
zo
erg
dat
hij
zijn
armen
naar
boven
sloeg.
Daarna
zag
hij
dat
hij
de
medaille van de aalmoezenier in zijn handen had. De mare was daarvan weggelopen.
(bron: VVB)
De Zwarte Madam
Op
een
avond
kwamen
werklieden
van
hun
werk
uit
Willebroek
terug
naar
Hingene.
Het
was
die
dag
juist
betaaldag,
dus
ze
hadden
een
flinke
duid
bij.
Onderweg
op
een
éénzame
plaats,
kwam
plots
een
zwart
gedaante
tevoorschijn.
Het
was
net
alsof
ze
uit
de
grond
kwam
gerezen.
Het
was
de
gekende
en
gevreesde
Zwarte
Madam.
Vol
schrik
liepen
de
werklieden
naar
huis,
maar
de
Zwarte
Madam
bleef
hen
volgen. Eenmaal thuisgekomen stelden ze vast dat hun loon verdwenen was.
Noot:
Het
volgende
kan
te
verklaren
zijn:
De
werklieden
gingen
niet
recht
naar
huis,
maar
gingen
nog
een
pintje
drinken
in
de
dorpscafé's.
Goed
beschonken
waggelden
ze
naar
huis,
zagen
misschien
inderdaad
een
zwarte
gedaante
(van
een
andere
dorpsbewoner)
of
ingebeeld
en
schrokken
daarvan.
Eenmaal
thuis
stelden
ze
vast
dat
ze
hun
loon
hadden
opgedronken
en
hoe
moesten
ze
dat
uitleggen
aan moeder de vrouw. Gewoon zeggen: Ik ben bestolen door de Zwarte Madam!... zou dat vandaag ook nog pakken???
(bron: Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw - Auteur: Jan Wauters / Jaarboek 39 - 2004 Klein-Brabants Sagenboek)
Vuurbol of Sint-Elmusvuur
Als
Ed.
Muyshondt
nog
jong
was
dan
zag
hij
boven
de
Wiel
een
grote
vuurbol.
Na
een
half
uur
spatte
die
bol
gewoon
uiteen
en
was
verdwenen.
Op
een
zondagavond
was
Julia
De
Baerdemaecker
met
haar
man
eens
gaan
wandelen
naar
de
Notelaer.
Er
was
geen
donder
of
geronkel te horen, maar plots rolde op den dijk een grote vuurbol voorbij en was daarna direct verdwenen.
(bron: Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw - Auteur: Jan Wauters / Jaarboek 39 - 2004 Klein-Brabants Sagenboek)
Spookhuizen
Op
de
hoeve
van
Feremans
in
Eikevliet
spookte
het
iedere
nacht
om
klokslag
12u.
De
koeien
in
de
stal
werden
onrustig,
terwijl
de
kettingen en staldeuren begonnen te rammelen. Elke keer als men ging kijken, liep er een zwarte kat weg en was het spoken gedaan.
Bij
de
Rigjes
heeft
het
vroeger
ook
gespookt.
Hij
werd
de
lucht
ingeheven,
de
meubels
vlogen
rond,
de
deuren
sloegen
kapot
en
er
raasde een stormwind rondom het huis.
(bron: Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw - Auteur: Jan Wauters / Jaarboek 39 - 2004 Klein-Brabants Sagenboek)
De Legende van de verzonken hoeve
Na
de
dood
van
Karel
De
Grote
(814)
viel
zijn
groot
rijk
uit
elkaar
en
werd
verdeeld
onder
zijn
nazaten,
“de
vadsige
koningen”.
Deze
koningen
trokken
zich
weinig
aan
van
het
volk
te
besturen,
maar
hielden
zich
vooral
bezig
met
elkaar
te
verrijken
en
te
amuseren
met
ridderspelletjes.
Andere
volkeren
hadden
dit
gauw
ingezien
en
profiteerden
van
deze
gelegenheid
om
onze
rijke
contreien
binnen
te
vallen
en
zich
rijk
te
plunderen.
Zo
kwamen
ook
de
Noormannen
(Vikings)
uit
het
hoge
noorden
in
hun
kleine
maar
zeer
wendbare
snekken
overgevaren
over
de
zee
en
trokken
verder
het
binnenland
in
langs
de
rivieren.
Deze
heidenen
waren
felle
strijders
en
waren
meesters
in
de
tactiek
van
korte
overrompelingsaanvallen
met
onmiddellijk
daarna
de
terugtocht,
waardoor
het
bijna
onmogelijk
was
om
met
hen
een
echte
slag
te
leveren.
Aanvankelijk
kwamen
ze
alleen
om
te
roven
en
te
plunderen.
Ze
verwoesten
steden,
dorpen
en
nederzettingen.
De
kronieken
uit
die
tijd
staan
vol
afschuwelijke
verhalen
over
hun
gruweldaden.
Langzaam
maar
zeker
namen
echter
hun
invallen
af
in
omvang
en
in
hevigheid.
Sommige
families
onder
hen
zochten
echter
een
goede
verblijfplaats
en
vestigden
er
zich.
Zo
had
Heer
Walder
zijn
oog
laten
vallen
op
de
prachtige
streek
en
de
sappige
weilanden
van
Havesdonck,
een
gebied
geleden
aan
de
monding
van
twee
rivieren
Schelde
en Rupel. Hij zocht er een gunstige plek uit en bouwde er een stevige en machtige hoeve: de Froh-hoeve!
Heer
Walder
had
ook
een
flinke
blonde
dochter
die
Frigga
heette.
Walder
vond
de
geschikte
trouwpartner
voor
zijn
dochter
in
Uller,
de
zoon
van
Heer
Lodewijk
van
het
Hof
van
Hinken.
Deze
prachtige
en
versterkte
houten
hoeve
was
gelegen
in
het
hoger
gelegen
Hinken
(later
Hingene)
en
was
opgetrokken
in
een
prachtige
vijver
omringd
door
prachtige
bossen
en
weilanden
die
tot
aan
de
boorden
van
de
Schelde
strekten.
Maar…
de
lieve
Frigga
had
haar
bevillge
oogjes
laten
vallen
op
Franciscus,
de
zoon
van
Johannes
Croes,
de
boer
van
het
Nethof,
vlak
naar
de
kerk
van
Havesdonck.
Deze
boerenfamilie
was
uitgesproken
christelijk
en
vader
Walder
zou
nooit
instemmen
in
ene
huwelijk
van
zijn
dochter
Frigga
met
het
volk
van
Jezus.
Uller
was
vol
liefde
voor
Frigga,
maar
zag
wel
in
dat
hij
geen
kans
maakte
en
uit
liefde
voor
haar
liet
hij
Frigga
vrij
om
met
Franciscus,
in
het
geheim,
af
te
spreken.
Zij
zou
zich
zelfs
in
het
geheim
laten
dorpen
door
de
pastoor
van
Havesdonck.
De
dag
van
de
doop
was
reeds
vastgelegd
op
de
avond
voor
Pasen.
Maar
op
deze
avond
werd
Havesdonck
getroffen
door
een
vreselijke
overstroming
ten
gevolge
van
een
springvloed.
De
dijken
van
Rupel
en
Schelde
braken
door
en
Havesdonck
zou
volledig
onderlopen.
In
de
Froh-hoeve
zat
de
ganse
familie
bij
elkaar
in
de
woonkamer
en
ze
aanbaden
hun
goden
Njord
en
Odin
om
bescherming
tegen
de
macht
van
het
water
en
de
wind.
Iedereen
was
er,
behalve
Frigga.
Ze
zou
de
avond
doorbrengen
in
het
Hof
van
Hinken.
Daar
was
ze
zeker
veilig
voor
de
overstroming,
zo
dacht
Walder.
Plots
werd
er
hevig
op
de
buitendeur
gebonsd.
Wie
zou
dat
zijn?
Toen
Walder
de
deur
opende,
stond
Uller
voor
hem.
Hij
was
bang
dat
Frigga
iets
zou
overkomen
op
het
Nethof
en
om
zijn
geliefde
Frigga
te
redden
van
de
overstroming
kwam
hij
Heer
Walder
een
groot
geheim
verklappen.
Zowel
de
nakende
christelijke
doop
van
Frigga
als
het geheim van haar liefde voor Franciscus van het Nethof.
In
het
Nethof
was
ondertussen
iedereen
naar
de
kerk
getrokken
om
Frigga
te
laten
dopen;
zij
zou
vanaf
dan
als
Margaretha
door
het
leven gaan.
Toen
Walder
dit
bericht
hoorde,
ontstak
hij
in
een
hevige
razernij.
Hij
haalde
zijn
paard
van
stal
en
als
een
razende
gek
klampte
hij
zich
vast
aan
het
voortgejaagde
paard.
Op
weg
naar
de
kerk
van
Havesdonck,
door
de
storm
en
ontij,
niets
kon
hem
tegenhouden!
Voor
de
kerk
aangekomen
riep
hij
luid
op
zijn
dochter:
“Frigga!
Frigga!!”
bulderde
hij.
De
kerkdeur
opende
zich
met
een
piepend
geluid
en
daar
stond
hij
oog
in
oog
met
de
pastoor.
De
pastoor
tracht
Walder
tot
bedaren
te
brengen.
Hij
probeerde
Walder
te
vertellen
dat
Frigga
voor
het
christelijke
en
ware
geloof
gekozen
had
en
voortaan
de
naam
Margaretha
zou
krijgen.
“Vervloekte
hond!
Gij
hebt
mijn
Frigga
onteert!”
riep
hij.
Zijn
blik
was
er
een
van
een
razende
gek
die
niet
voor
rede
vatbaar
was.
Hij
greep
zijn
bij
en
slingerde
deze
naar
het
hoofd
van
de
pastoor.
Juist
op
dat
ogenblik
komt
ook
Margaretha
naar
buiten.
De
scherpe
bijl
zoeft
voorbij
de
pastoor
en
het
noodlot
had
een
ander
slachtoffer
gekozen.
Met
een
dof
geluid
trof
de
bijl
de
borst
van
Margaretha.
Het
witte
gewaad
van
de
jonge
bekeerlinge
kleurt
rood.
Haar
vader
in
de
ogen
kijkend,
streek
ze
neer
op
haar
knieën
en
daarna
viel
ze
op
haar
zij.
Ze
stierf
als
een
martelares
van
haar
prille
geloof.
Op
dat
moment
kwam
een
nieuwe
vloed
over
Havesdonck
heen.
Deze
keer
werd
alles
verzwolgen
onder
het
wassende
water
van
de
ontketende
rivieren.
Havesdonck
leek
als
van
de
kaart
geveegd
en
was
vergaan
met
man
en
muis.
Een
hele
tijd
later,
toen
het
water
was
weggetrokken
en
alleen
hier
en
daar
nog
“wielen”
overbleven,
kwam
Uller
aangereden,
op
zoek
naar
zijn
geliefde.
Toen
hij
niets
vond
dat
aan
haar
herinnerde,
zette
hij
zich,
bij
valavond,
neer
aan
de
oevers
van
de
Groene
Wielen
staarde
dromerig
in
het
stille
water
dat
blonk
in
het
maanlicht.
Plots
verstarde
hij,
kijkend
in
het
schitterende
water.
In
het
water
schemerden
kleine
lichtjes
als
van
lampjes
voor
het
raam
van
een
hoeve.
Bij
nader
toezien
zag
hij
de
vormen
van
het
Nethof
verschijnen
in
het
water.
Er
scheen
een
feest
aan
de
gang
te
zijn
en
midden
tussen
de
menigte
zag
hij
zijn
geliefde
Frigga
en
haar
nieuwe
echtgenoot
Franciscus.
Uller
zat
daar
als
versteend.
Hoe
was
dat
mogelijk?
Na
enige
rijd
verdween
de
maan
achter
de
voorbijdrijvende
wolk
en
toen
ze
terugkeerde
was
het
visioen
in
de
wiel
echter
verdwenen.
Uit
liefde
voor
zijn
gestorven
meisje
liet
Uller,
aan
de
monding
van
Rupel
en
Schelde,
een
fort
bouwen
en
noemt
het
“Sint
Margaretha”.
Het
zal
later
nog
een
belangrijke
rol
spelen
in
de
geschiedenis
van
Havesdonck
evenzo
tijdens
de
latere
Boerenkrijg.
Regelmatig
kwam
Uller
terug
om
“het
visioen”
nog
eens
terug
te
zien
en
soms
had
hij
geluk
en
zag
hij
in
het
water
naar
zijn
gelukkige
Frigga. Als de maan scheen vanuit de hoek waar vroeger de Froh-goeve stond, was het Nethof met zijn feestgedruis zichtbaar in de wiel.
(Bron: Fons Desmedt)
Ken je nog sagen,
legenden en andere
volksverhalen?
Deel het met ons, zodat wij dit
kunnen delen met onze
geïnteresseerden.
Stuur jouw verhaal door naar
ons gekend e-mailadres.
De Schavak
Latijn: Raphus Scandendum
Gewicht: 4,36kg (Max)
Kleur: Bruin-rood tot wit (winter)
Snelheid: 50km/u
Fotobewerking: BVE