(Oude) volksspelen
Spelregels voor 'Kalleke Schiet', 'Paapgooien' of 'Paapschieten'
Paapgooien, zoals het spel in het Nederlands wordt genoemd, is
een werpspel dat in verschillende streken andere namen draagt.
In Oost- en West-Vlaanderen spreekt men van kalleschieten of
kollestekken. Andere benamingen zijn teppeschieten, teppesol of
schremkeschieten. Oorspronkelijk was het een buurtspel, maar in
sommige delen van Europa is het uitgegroeid tot een
competitiesport met ploegen.
In onze streek staat het beter bekend als "Kalleke Schiet(en)".
Spel en materiaal
Benodigdheden voor paapgooien:
•
Enkele loden schijven (stuivers of werpschijven).
•
Een houten stop (paap of kal(le)): een stukje bezemsteel van
ongeveer 8 cm lang volstaat.
•
Geldstukken: Professionele paapgooiers gebruiken meestal
oude Belgische frankstukken, maar stukken van 5 eurocent, 50
eurocent of hoger kunnen ook. Dit is geheel naar keuze.
•
Een lintmeter of een alternatief zoals een touwtje, takje of
voetstappen om afstanden te meten.
•
Als werpschijf wordt traditioneel een loden stuiver gebruikt
van 800 gram en 8 cm diameter (officiële afmetingen). Voor
recreatief spel mag deze iets lichter en makkelijker
hanteerbaar zijn.
•
De kal(le) wordt op een vlakke aarden ondergrond of grasveld
geplaatst. De muntstukken worden bovenop de kal(le) gelegd.
Spelregels
1.
Opstelling
Zet de kal(le) rechtop op de grond. Je mag deze licht in de aarde duwen of draaien zodat hij stevig staat, maar niet te diep zodat hij nog
gemakkelijk kan worden omvergeworpen.
Leg vervolgens de muntstukken voorzichtig op de kal(le).
2.
Afstand nemen
Alle spelers nemen plaats achter een werplijn op 8 meter afstand van de kal(le).
3.
Worpen
Iedere speler gooit, volgens een vooraf afgesproken volgorde, zijn stuiver richting de kal(le).
Tip: nummer of markeer je stuiver om verwarring te vermijden.
4.
Evaluatie na werpen
Pas nadat alle spelers geworpen hebben, mag men naar de kal(le) lopen om de situatie te bekijken.
Staat de kal(le) nog overeind? Dan raapt de eerste speler zijn herkenbare stuiver op en gooit opnieuw, zonder de werplijn te
overschrijden.
Doel: de kal(le) omverwerpen en tegelijk proberen de stuiver zo dicht mogelijk bij de muntstukken te laten landen.
5.
Muntstukken winnen
Ligt de kal(le) omver, dan wordt bekeken welke stuiver het dichtst bij een muntstuk ligt.
De afstand tussen stuiver en muntstuk moet kleiner zijn dan die tussen de kal(le) en datzelfde muntstuk.
De eigenaar van de dichtstbijzijnde stuiver mag de overeenkomstige muntstukken oprapen. De stuiver mag daarna uit het spel gehaald
worden, maar de speler kan er ook voor kiezen hem te laten liggen, met het risico dat een andere speler het muntstuk alsnog wint.
6.
Spelverloop
Zodra alle muntstukken veroverd zijn, eindigt het spel. De speler die volgt op de laatst werpende speler start het volgende spel. Het is
gebruikelijk dat degene die het meeste muntstukken gewonnen heeft de kal(le) opnieuw opstelt.
7.
Bijzondere situaties
Liggen de muntstukken aaneengeschakeld (in een sliert) en raken ze elkaar, dan wint de stuiver of kal(le) die het dichtst bij een
muntstuk uit de sliert ligt.
Blijft er na veel beurten slechts één muntstuk over zonder dat het gewonnen wordt, dan wordt het spel beëindigd. Dat ene muntstuk wordt
bij het nieuwe spel toegevoegd bovenop de kal(le).
Ligt de kal(le) op de muntstukken en valt een stuiver erbovenop, dan blijven de muntstukken eigendom van de kal(le), ongeacht
aanraking door de stuiver. De kal(le) wint ALTIJD!
Soms kan het strategisch voordeliger zijn om de kal(le) weg te spelen.
8.
Meet- en discussieoplossingen
Gebruik een lintmeter, passer, touwtje of takje om nauwkeurig afstanden te meten bij twijfel.
Landt een stuiver bovenop een andere, dan mag de eigenaar van de onderste schijf, als hij aan de beurt is, de bovenliggende stuiver even
optillen.
9.
Wind of externe invloeden
Valt de kal(le) om door de wind, dan wordt hij weer rechtgezet.
Valt hij om door trillingen veroorzaakt door een neerkomende stuiver of door wegvliegend zand, dan blijft de situatie zoals ze is.
10.
Tot slot
Na meerdere keren spelen merk je dat zich soms onvoorziene situaties voordoen.
In competitieverband beslissen scheidsrechters bij betwiste gevallen. Speel je voor het plezier, dan los je het onderling op.
Wipschieten: Regels, verloop en achtergronden
Wipschieten
is
een
traditionele
tak
van
de
handboogsport
waarbij
men
met
pijl
en
boog
tracht
kleine
doelen,
zogenaamde
‘
vogels
’
,
van
een
metalen
constructie
(de
wip)
te
schieten.
Deze
vogels
zijn
meestal
kleine
cilinders,
versierd
met
kleurrijke
pluimen,
en
bevinden
zich
op
pinnen
op
verschillende hoogtes en posities.
Oorsprong en varianten
Aan het begin van de 20ste eeuw zochten boogschutters naar manieren om hun sport het hele jaar door te kunnen beoefenen, ongeacht het weer.
Dit leidde tot de ontwikkeling van twee vormen:
•
Staande wip
: een verticale structuur van minstens 28 meter hoog, waarop omhoog wordt geschoten.
•
Liggende wip
: een horizontale constructie, op een afstand van ongeveer 17 meter van de schutter.
Beide vormen zijn vooral verspreid in Vlaanderen en vereisen verschillende technieken en precisie.
Staande Wip
Staande
wipschieten
is
een
traditionele
vorm
van
handboogschieten
waarbij
men
de
pijl
recht
omhoog
richt
naar
kleine
doelwitten,
zogenaamde
gaaien,
die
op
metalen
pinnen
bevestigd
zijn
op
een
hoogte
van
28
meter.
Deze
gaaien,
vervaardigd
uit
hout
of
kunststof,
zijn
moeilijk
te
onderscheiden
vanop
die
afstand.
Daarom
wordt
aan
elke
gaai
een
gekleurde
pluim
bevestigd
via
een
dun
ijzerdraadje,
zodat
de
schutter
zijn
doel nauwkeurig kan aanviseren.
Elke
gaai
vertegenwoordigt
een
bepaalde
waarde,
afhankelijk
van
de
plaats
op
de
wip,
de
grootte
van
het
blokje
en
de
kleur
van
de
pluim.
Wie
erin
slaagt
om
een
gaai
naar
beneden
te
halen,
wint
punten,
een
naturaprijs,
een
geldbedrag
of
–
in
speciale
gevallen
–
de
felbegeerde
titel
van
koning
of kampioen.
Een
gaai
treffen
is
allesbehalve
eenvoudig,
wat
het
des
te
bevredigender
maakt
wanneer
het
lukt.
Die
uitdaging
–
gecombineerd
met
de
spanning
van
de
competitie
–
motiveert
vele
wipschutters
om
meerdere
keren
per
week
te
trainen
en
deel
te
nemen
aan
wedstrijden
verspreid
over
heel
Vlaanderen.
De
naam
‘
wip
’
verwijst
naar
de
oorspronkelijke
mastconstructies
die
destijds
konden
gekanteld
worden
om
de
gaaien
bij
te
vullen.
Vandaag
de
dag
wordt
om
veiligheidsredenen
vooral
gebruikgemaakt
van
muitwippen:
structuren
waarbij
de
sprang
(het
gaaiendeel)
omgeven
is
door
een
vangkooi,
die
de
naar
beneden
vallende
pijlen
opvangt
en
de
risicozone
beperkt.
Bij
de
Sint-Donatusgilde
van
Eikevliet
heb
je
nog
een
Open
Wip
.
Deze
variant
van
een
staande
wip
is
aan
het
verdwijnen
aangezien
men
hiervoor
een
te
grote
ruimte
nodig
heeft
om
de
veiligheid
te
garanderen.
De
pijlen vliegen vrij de lucht in en komen dan naar beneden (+/- 75 m. rond iedere wip).
Bij
het
wipschieten
worden
zowel
traditionele
houten
bogen
als
moderne
exemplaren
van
carbon,
aluminium
of
glasvezel
gebruikt.
Ook
katrolbogen
zijn
toegelaten.
Deze
laatste,
voorzien
van
een
poeliesysteem,
maken
het
mogelijk
voor
minder
krachtige
schutters
–
waaronder
jongeren of mensen met een beperking – om volwaardig aan wedstrijden deel te nemen.
Een
wedstrijd
aan
de
staande
wip
wordt
doorgaans
aangeduid
als
een
beschrijf.
Ze
duurt
gemiddeld
vier
uur,
waarbij
de
ingeschreven
schutters
beurtelings een pijl omhoog schieten naar de geplaatste gaaien. Het vereist niet enkel fysieke controle, maar ook een scherp oog en mentale focus.
Wipschieten
is
een
sport
voor
alle
leeftijden
.
De
gemiddelde
leeftijd
van
de
geregistreerde
leden
ligt
rond
de
49
jaar,
maar
dankzij
gerichte
jeugdopleidingen
groeit
ook
het
aantal
jonge
schutters.
Vaak
geven
ouders
of
grootouders
hun
passie
door
aan
de
volgende
generatie.
Organisaties
zoals
Vlas
en
Sport
Vlaanderen
ondersteunen
deze
jeugdwerking
actief.
Via
het
project
jeugd+
kunnen
clubs
een
eigen
jeugdopleiding
uitbouwen, en jeugdbegeleiders kunnen een erkende trainerscursus volgen om jonge talenten te begeleiden.
Om
het
wipschieten
toegankelijker
te
maken
voor
initiaties
buiten
clubaccommodaties,
ontwierp
Vlas
ook
de
Festivalwip:
een
mobiele
constructie
van
6
meter
hoog
waarbij
gebruik
wordt
gemaakt
van
pijlen
met
rubber
doppen.
Hierdoor
kunnen
demonstraties
en
kennismakingen
plaatsvinden
op evenementen, scholen of sportdagen, zonder in te boeten aan veiligheid.
Liggende Wip
De
discipline
van
het
liggend
wipschieten
speelt
zich
af
op
een
horizontaal
opgesteld
doel,
meestal
op
17
meter
afstand
(12
meter
voor
jongere
schutters)
.
De
opbouw
is
vergelijkbaar
met
de
staande
wip:
een
hoofdvogel
,
zijvogels
(kallen)
en
kleine
vogels
.
Schietingen
vinden
doorgaans
plaats in overdekte zalen en zijn recreatief van aard.
Voorheen
legde
Toneelkring
De
Morgenster
een
criterium
in
van
4
schietavonden
op
vrijdagavond
en
meestal
in
de
Jongensschool
van
Hingene.
Omdat
het
recreatief
was
werd
er
natuurlijk
veel
gelachen
en
gedronken,
met
de
nodige
hilariteit
tot
gevolg.
Nadien
organiseerden
lokale
verenigingen
in
Hingene
(waaronder
Toneelkring
De
Morgenster
,
KVK
Hingene
,
Chirojongens
Hingene
en
De
Platte
Pen
)
samen
een
criterium
rond de liggende wip. Deze populaire reeks verwaterde uiteindelijk door een gebrek aan vrijwilligers.
Opbouw van de
staande wip
en soorten vogels
De wip is een metalen frame met drie latten voorzien van pinnen waarop de vogels worden geplaatst. Een standaard opstelling bevat:
•
1
hoofdvogel
(de ‘hoge’) – 4 punten
•
2
zijvogels
– 3 punten elk
•
2
Kallen
– 2 punten per stuk
•
30
kleine vogels
– 1 punt per stuk
•
Optioneel: speciale doelen zoals ‘kannen’, ‘uilen’ of ‘dikkoppen’, vaak met 2 punten of meer en soms gekoppeld aan prijzen in natura of geld.
Bij competities onder de vlag van de K.N.B.B.W. (Koninklijke Nationale Bond van Belgische Wipschutters) gelden de volgende puntentoekenningen:
Hoofdvogel
: 4 punten
Zijvogels
: 3 punten
Kallen
: 2 punten
Kleine vogels
: 1 punt
Speciale vogels
: 2 punten
Elke schutter kan slechts één vogel per schot afschieten. Als meerdere doelen tegelijk vallen, telt enkel het doel met de hoogste waarde.
Benodigdheden
Zowel
traditionele
houten
bogen
als
moderne
bogen
uit
materialen
zoals
carbon,
aluminium
of
glasvezel
zijn
toegestaan.
De
keuze
van
boog
en
pijl
wordt afgestemd op de fysieke eigenschappen en voorkeur van de schutter (zoals handvoorkeur of trekkracht).
Techniek en houding
Een correcte schiethouding is essentieel voor nauwkeurigheid:
1
.
De schutter staat zijwaarts ten opzichte van de wip, met de schouder richting doel.
2
.
De voeten staan op schouderbreedte, het gewicht is evenwichtig verdeeld.
3
.
De boog wordt in de niet-dominante hand gehouden, de pees wordt aangetrokken met drie vingers.
4
.
De trekhand rust onder het jukbeen, terwijl de duim naar het oor wijst.
5
.
De afwijkend gekleurde veer van de pijl wijst naar beneden bij het inklemmen.
Richten
gebeurt
met
de
bovenkant
van
de
pijl
(denkbeeldig
‘12
uur’-punt).
De
pees
wordt
rustig
losgelaten
zonder
de
houding
te
wijzigen.
Kleine
afwijkingen kunnen gecorrigeerd worden door:
•
De trekhand iets hoger of lager te plaatsen (voor hoogtecorrectie).
•
Te richten op een denkbeeldig uurwerk (11 uur bij afwijking naar rechts, 1 uur bij afwijking naar links).
Een consistente ankerplaats (aantrekkende hand tegen het jukbeen) blijft de sleutel tot precisie.
Schietingen: Soorten en verloop
Beschrijfschieting
Dit
is
de
meest
gangbare
wedstrijdvorm.
De
waarde
van
de
vogels
staat
vast
voor
de
wedstrijd.
Elke
deelnemer
krijgt
per
ronde
één
beurt.
De
volgorde
van
de
maatschappijen
of
pelotons
(teams)
wordt
door
loting
bepaald.
De
duur
bedraagt
gemiddeld
vier
uur.
Na
afloop
worden
de
behaalde penningen ingeruild tegen geld of prijzen.
Voorbeelden van beschrijfschietingen:
Palingschieting
,
Kalkoenschieting
,
Porseleinschieting
: afhankelijk van de prijzen.
Prijsschieting
: iedere vogel draagt een nummer dat correspondeert met een prijs, vergelijkbaar met een tombola.
Jubileumschieting
: ter ere van een verdienstelijk lid.
Herdenkingsschieting
: met zwarte pluimen, ter nagedachtenis van een overleden schutter.
Blokschieting
: enkel gericht op de hoofddoel (blok), over drie rondes.
7 Hoge
: puntenschieting met vooraf vastgelegde tijdsduur (punten per vogel variëren van 4 tot 7).
Hoogtepunten binnen de gilde
Koningsschieting
In
Hingene
traditioneel
op
Hemelvaartsdag
.
Enkel
de
hoofdvogel
wordt
op
de
wip
geplaatst.
De
zittende
koning
mag
de
eerste
drie
pijlen
lossen.
Wie
als
eerste
de
vogel
treft,
wordt
gekroond
tot
koning
voor
één
jaar
,
ontvangt
een
siervogel
en
een
zilveren
gildebreuk
.
Wie
drie
opeenvolgende jaren wint, wordt
keizer voor het leven
.
Keizerschieting K.N.B.B.W.
Gekwalificeerde
koningen
van
verschillende
maatschappijen
nemen
deel
aan
drie
ronden
naar
de
hoogvogel.
De
winnaar
draagt
de titel ‘Keizer van België’.
Kampioenschappen
Belgisch Kampioenschap
•
Voorronde: per peloton (5 schutters), 10 ronden zonder bijvulling.
•
Finale:
de
5
sectorkampioenen
+
dagwinnaars
uit
de
sectoren
strijden
om
de
titel.
Hoogste
totaalscore
wint.
Individueel Kampioenschap (ook wel ‘Vlas’)
•
Bij de mannen: 5 hoogste scores per sector gaan door.
•
Bij de vrouwen: 3 per sector.
•
Elke deelnemer krijgt 5 schoten in de eerste ronde; daaropvolgende rondes bepalen de eindwinnaar.
Europees Kampioenschap
•
Teams van 24 schutters schieten 10 ronden naar een volle wip.
•
De ploeg met het hoogste puntenaantal of die de wip leegschiet met de minste beurten wint.
•
Individueel:
75
schutters
per
land
schieten
naar
één
hoogvogel;
wie
de
meeste
treffers
haalt,
wordt
Europees
kampioen.
Schuttersgilden in Hingene
Hingene kent een rijke traditie met drie actieve gilden die allen de staande wip beoefenen:
•
Sint-Sebastiaansgilde Hingene
(sinds 1520)
•
Sint-Sebastiaansgilde Wintam
(sinds 1676)
•
Sint-Donatusgilde Eikevliet
(sinds 1942)
Elke
vereniging
organiseert
eigen
schietingen
doorheen
het
jaar,
waaronder
hun
jaarlijkse
Koningsschieting
op
Hemelvaartdag
.
Bron(nen):
vlas.be/vlaspdf/infofolders/liggende20wip.pdf
knbbw.be/faq-2/