Op de purp’ren hei
ORDE VAN HINGENE
© Orde van Hingene 2014 - DISCLAIMER

Op de purp’ren hei... heeft roots in Hingene.

Uit zijn biografie is duidelijk geworden dat de componist van het lied In de stille Kempen een typisch katholieke Vlaming was. En heel wat van zijn bekendste liederen zijn gedicht door de evenzeer typisch katholieke Vlaming Jozef Simons. Doch een andere dichter, die eveneens heel wat teksten geleverd heeft voor ontzaglijk populaire liederen van Preud'homme, nl. Eugeen De Ridder, was dat helemaal niet. Die was veeleer een militant socialist. Op 24 juni 1893 is Eugeen geboren in de woning aan de Lange Beeldekensstraat in Antwerpen van Louis De Ridder, een mandenvlechter uit het Klein-Brabantse Hingene, en van zijn vrouw, Maria Van Herck, die vanuit Begijnendijk naar de Sinjorenstad was komen afzakken om te werken in hotel Fult aan de De Keyserlei, waar ze bijna een stuk van de familie was geworden. Na hun huwelijk hadden Louis en Maria een zaak in biezen manden en korven uit Klein-Brabant opgezet. De jonge Eugeen was muzikaal begaafd en leerde viool spelen. Toen hij aan de Gentse Staatsnormaalschool voor onderwijzer studeerde, kreeg hij les van Emiel Hullebroeck, zodat hij zijn kennis van muziek nog sterk kan uitdiepen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gaf hij les aan de Antwerpse Schippersschool op 't Eilandje en leerde daar Alice Ryland kennen. Na het vervullen van zijn job als onderwijzer schreef hij culturele kritieken voor de Volksgazet, kindervertellingen en sociale liederen, o.a. Ballade van den Rooden Zanger op muziek van Jan Broeckx (1921) en het socialistische turnerslied Volharding. In 1922 stond De Ridder mee aan de wieg van de Vlaamse Toeristen Bond. Voor de VTB treedt hij ook op als reisleider. Daar komt dan weer de publicatie van door hem geschreven reisgidsen uit voort. Nadat hij in 1946 een punt had gezet achter zijn carrière in het onderwijs, trok hij zich terug in zijn villa aan de Smisstraat (nu Dr. Theo Tutsstraat 37) in het rustige Boechout, waar hij zijn artistieke talenten verder ontplooide. Voor zijn vriend Armand Preud'homme schreef hij in deze tijd de tekst van de operette Op de purp'ren hei, die hun eigenlijk al voor ogen stond sinds ze in 1939 voor een wedstrijd van het NIR (Nationaal Instituut voor Radio, voorloper van de VRT) het lied In de stille Kempen maakten. De première van deze operette vond plaats op 6 juli 1949 in Antwerpen. Behalve aan Preud'homme bezorgde Eugeen De Ridder ook teksten aan Jef Van Hoof, Renaat Veremans en Emiel Hullebroeck, componisten met een sterke Vlaamse inslag. De Ridder is medeoprichter van Navea, vandaag bekend als auteursrechtenvereniging SABAM. In 1962 [website Het stille Pand: 17 maart / 13 april] stierf Eugeen De Ridder in Boechout, waar sinds 1988 een gedenkplaat aan de gevel van zijn vroegere woning hangt. En precies een eeuw na zijn geboorte heeft hij een straat in Boechout naar zich vernoemd gekregen. Behalve voor Op de purp'ren heide leverde De Ridder aan Preud'homme ook nog de libretto's voor Bengel, Rineke en 'n Zoen viel uit de hemel. Hij schreef voor hem ook de teksten van drie kinderliederen over Suske en Wiske, Lambik en Tante Sidonie en van enkele liederen die nu nog voorkomen in de Studentencodex: behalve liederen uit de operette Op de purp'ren hei Student zijn, De Slag om het Gravensteen en Were Di. Ook van het alombekende lied De Poppenstoet, dat door Louis Neefs gezongen werd, is de tekst van Eugeen de Ridder en de melodie van Armand Preud'homme. [Zie hierover de website van Radio 2: "loflied op de multiculturele samenleving".] (Bron: http://users.telenet.be/denise.dinjart/Op%20de%20purperen%20hei.htm)

IN DE STILLE KEMPEN/OP DE PURPEREN HEI

1. In de stille Kempen op de purperen hei, Staat een eenzaam huisje, met een berk er bij, En een zomeravond, in gedroom alleen, Kwam ik ongeweten langs dit huisje heen. Refrein: Hoe schoon nog de wereld, de zomerse hei, Dat is hier op aarde de hemel voor mij ! 2. In het eenzaam huisje, zat een meisje ach ! Lijk ik nergens anders, ooit een meisje zag ! Door het venster keek ze, mij verlegen aan, Schoof het gordijntje toe en is maar opgestaan. 3. Maar wat heeft de liefde, ook hier niet verricht ! Want nu schuift hett gordijntje, nooit meer voor me dicht ! Door het open venster, dat men vroeger sloot, Lach ik op ons kindje op zijn moeders schoot.