Ken je nog enkele
gedichten of werken
over de Schelde?
Deel het met ons, zodat wij dit
kunnen delen met onze
geïnteresseerden.
Stuur jouw gegevens door naar
ons gekend
e-mailadres.
De
Schelde
is
een
bron
van
leven.
Een
belangrijke
stroom
voor
onze
gemeente
Hingene.
Het
gaf
ons
leven,
maar
het
nam
ook
leven.
Dat
mocht
het
dorp
Nattenhaesdonck
meermaals
ondervinden.
De
grote
overstroming
van
1825
was
dan
ook
het
einde
van
de
kerkelijke
parochie Nattenhaesdonck.
Maar
hoe
dan
ook,
de
Schelde
blijft
voor
menige
inwoners
van
Hingene,
Wintam
en
Eikevliet
een
bijzondere
aantrekkingskracht
behouden.
Zijn
kracht
,
zijn
schoonheid,
zijn
weelderige
stroom
werd
meermaals
in
verschillende
gedichten
verwoord.
Hieronder
een
kleine bundel van gedichten als eerbetoon aan onze stroom, en aan de dichters.
Een overzicht van kunstwerken en gedichten
Jachtpaviljoen De Notelaer
Door de gouden dreef der dromen
wandel ik U tegemoet,
in het ruisen van de bomen
bij het wassen van de vloed.
Van uw wonden gaaf genezen,
héén het dreigend doodsgevaar
staat gij bij de stroom herrezen
luisterrijke ‘Notelaar’!
Kleurig kleinood aan de Schelde,
jagersrijk vol hoorngeschal,
waar te lang de vrees me kwelde
om uw radeloos verval...
Rijs voortaan voorgoed omgeven
door de roep van de patrijs
als een ‘Notelaar’ verweven
met het Scheldeparadijs...
Bert Peleman
De Scheldegodin
De Schelde is een minnares, mag ik haar minnaar zijn?
Geef mij een godin, die de schepping baart,
die meedeint met eb en vloed, die ademt met de seizoenen,
die je aanzuigt in haar bed van slib en water.
Haar sappen zijn weelderig variabel, zoet en zout , likken en kabbelen.
Haar watertuin krioelt van schubben en schalen,
oersterk tilt ze zware lasten van jut naar her.
Zij nodigt je ten dans en verwacht dat je je vreugde kunt temperen,
om uit te komen waar het begin eindigt,
waar het einde begint,
waar de stroom vloeit en vloeit ...
Cis Peeters
De dijkgravin
Door
de
Vlaamsche
laagvlakte
deint,
majestatisch
kalm,
de
breede
Scheldestroom.
Geen
rotsen
vernauwen
zijn
bedding
;
geen
heuvelen
versperren zijn baan. Fier en vrij stuwt hij zijn wateren door de vlakte, blonde watergod, heer en meester van de landerijen ommendom.
De
oeverbewoners,
taai
en
pezig,
ontworstelden
hem
na
eeuwenlangen,
koppigen
kamp,
lappen
grond,
die
ze
omwalden
door
kloeke
dijkruggen,
met
sluizen
hier
en
daar,
ter
regeling
van
den
toevloed
of
den
afvoer
der
wateren.
De
hooge
dijken,
dammen
van
gestold
slijk
en
van
zand,
weerstaan
aan
het
geweld
van
het
wassend
getij
en
bij
iedere
volle
maan
glijden
de
stille
booten
voorbij,
hooger
dan
de
kruinen van de notelaars en de appelboomen aan den voet van den dijk.
Soms
gebeurt
het
dat
maan
en
wind,
regen
en
tij
samenspannen
om
het
Scheldewater
op
te
stuwen
in
driest
geweld,
tot
alles
breekt.
De
oogst
gaat
verloren
;
het
vee
verdrinkt.
De
menschen
vluchten
of
zoeken
redding
en
heil
op
het
stroo
of
de
pannen
der
daken
van
huizen
en schuren.
Doch
de
dijken
worden
hersteld,
de
wateren
trekken
zich
terug.
Alhier,
aldaar
blinken
nog
ronde
plassen
zegels
gestempeld
door
den
waterbeheer op het perkament van den feodalen grond-waar het draaikolkend water trechters holde in den bodem : dat zijn de Wielen.
Marie Gevers