De Schelde, een bron van poëzie
ORDE VAN HINGENE
© Orde van Hingene 2014 - DISCLAIMER
Ken je nog enkele gedichten of werken over de Schelde? Deel het met ons, zodat wij dit kunnen delen met onze geïnteresseerden. Stuur jouw gegevens door naar ons gekend e-mailadres.
De Schelde is een bron van leven. Een belangrijke stroom voor onze gemeente Hingene. Het gaf ons leven, maar het nam ook leven. Dat mocht het dorp Nattenhaesdonck meermaals ondervinden. De grote overstroming van 1825 was dan ook het einde van de kerkelijke parochie Nattenhaesdonck. Maar hoe dan ook, de Schelde blijft voor menige inwoners van Hingene, Wintam en Eikevliet een bijzondere aantrekkingskracht behouden. Zijn kracht , zijn schoonheid, zijn weelderige stroom werd meermaals in verschillende gedichten verwoord. Hieronder een kleine bundel van gedichten als eerbetoon aan onze stroom, en aan de dichters.

Een overzicht van kunstwerken en gedichten

Jachtpaviljoen De Notelaer

Door de gouden dreef der dromen wandel ik U tegemoet, in het ruisen van de bomen bij het wassen van de vloed. Van uw wonden gaaf genezen, héén het dreigend doodsgevaar staat gij bij de stroom herrezen luisterrijke ‘Notelaar’! Kleurig kleinood aan de Schelde, jagersrijk vol hoorngeschal, waar te lang de vrees me kwelde om uw radeloos verval... Rijs voortaan voorgoed omgeven door de roep van de patrijs als een ‘Notelaar’ verweven met het Scheldeparadijs... Bert Peleman

De Scheldegodin

De Schelde is een minnares, mag ik haar minnaar zijn? Geef mij een godin, die de schepping baart, die meedeint met eb en vloed, die ademt met de seizoenen, die je aanzuigt in haar bed van slib en water. Haar sappen zijn weelderig variabel, zoet en zout , likken en kabbelen. Haar watertuin krioelt van schubben en schalen, oersterk tilt ze zware lasten van jut naar her. Zij nodigt je ten dans en verwacht dat je je vreugde kunt temperen, om uit te komen waar het begin eindigt, waar het einde begint, waar de stroom vloeit en vloeit ... Cis Peeters

De dijkgravin

Door de Vlaamsche laagvlakte deint, majestatisch kalm, de breede Scheldestroom. Geen rotsen vernauwen zijn bedding ; geen heuvelen versperren zijn baan. Fier en vrij stuwt hij zijn wateren door de vlakte, blonde watergod, heer en meester van de landerijen ommendom. De oeverbewoners, taai en pezig, ontworstelden hem na eeuwenlangen, koppigen kamp, lappen grond, die ze omwalden door kloeke dijkruggen, met sluizen hier en daar, ter regeling van den toevloed of den afvoer der wateren. De hooge dijken, dammen van gestold slijk en van zand, weerstaan aan het geweld van het wassend getij en bij iedere volle maan glijden de stille booten voorbij, hooger dan de kruinen van de notelaars en de appelboomen aan den voet van den dijk. Soms gebeurt het dat maan en wind, regen en tij samenspannen om het Scheldewater op te stuwen in driest geweld, tot alles breekt. De oogst gaat verloren ; het vee verdrinkt. De menschen vluchten of zoeken redding en heil op het stroo of de pannen der daken van huizen en schuren. Doch de dijken worden hersteld, de wateren trekken zich terug. Alhier, aldaar blinken nog ronde plassen zegels gestempeld door den waterbeheer op het perkament van den feodalen grond-waar het draaikolkend water trechters holde in den bodem : dat zijn de Wielen. Marie Gevers